De aanleiding tot deze encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Orientales Omnes Ecclesias
Alle Oosterse Kerken - over de Rutheense Kerk
(23 december 1945) vormt de 350e verjaardag van de hereniging der Ruthenorum Ecclesia met de Kerk van Rome, welke op 8 October van het jaar 1596 plechtig werd bekrachtigd in de unie van Brest.
Onder Ruthenië verstaat men het Slavische volk in de Oekraïne, Zuid-Oost Polen, Boekowina, Bessarabië en Karpatisch Rusland. Vroeger noemde men hen klein-Russen, maar tegenwoordig meestal Oekraïners. De kerkelijke term Ruthenorum Ecclesia dekt dit geografische begrip niet geheel, want onder deze kerkelijke term vallen de katholieken van de Byzantijnse ritus in Galicië, Tsjecho-Slowakije, Joego-Slavië en Roemenië, ook dus zij, die niet van Oekrainse oorsprong zijn. Lexicon für Theologie und Kirche, IX, i.v. Ruthenen. Deze Kerk telde vóór de oorlog 5,25 miljoen gelovigen en vormt de grootste groep der geunieerde oosterse Kerk.
Bij de vertaling deed zich een moeilijkheid voor, nl. hoe kan men het beste de term Ruthenorum Ecclesia in de Nederlandse taal weergeven? Doet men beter te spreken van Rutheense Kerk dan van Oekraïnse Kerk? Degenen, die tot de Ruthenorum Ecclesia behoren, noemen zichzelf liever Oekraïners en wel in die mate, dat zij het woord Ruthenen bijna beledigend achten. De officiële Romeinse vertaling van deze encycliek in de Oekrainse taal geeft de term Rutheni dan ook steeds met Oekraïners weer. Ondanks dit alles meende ik toch beter te doen het woord Ruthenen te handhaven. Ik wil hierbij in de allereerste plaats opmerken, dat hiermede niets beledigends bedoeld wordt. Dat zij verre van mij. Dat ik toch aan de term Ruthenen blijf vasthouden heeft als eerste reden deze, dat beide termen elkaar niet volledig dekken. Vooreerst niet historisch, want ten tijde van Wladimir (die zich in 988 liet dopen), waarover de encycliek spreekt, was de naam Oekraïne zeker nog niet in gebruik. Deze begon pas ingang te vinden sinds 1187 en had toen nog slechts betrekking op de grensgebieden in het Zuiden (Kraj = grens). Pas in de 17e eeuw werd met dit woord Oekraïne het gehele volk der Ruthenen aangeduid. Artikel van dr, Wladimir Malunczuk C.ss.R. in De volksmissionaris, jg. 66, Jan. 1949, p. 22-27. Vervolgens ook niet geographisch. Als de paus in deze encycliek spreekt over "dit katholieke volk", dan kan hij onmogelijk de Oekraïne zonder meer bedoelen, daar het gebied, met deze naam aangeduid, voor het grootste gedeelte tot de Sovjet-Oekraïne behoort, waar men bezwaarlijk van een "katholiek volk" spreken kan. Slechts éénmaal gebruikt de encycliek zelf de term Oekraïne, maar dan beperkt zij dit gebied door van westelijke Oekraïne te spreken en er dan bovendien nog aan toe te voegen: zoals men dat tegenwoordig noemt. Daaruit blijkt dat de paus zelf geen partij heeft willen kiezen in de kwestie over dit woord. En dat is te begrijpen, want er is nog een andere reden, waarom ik liever van Ruthenen blijf spreken. Het gebruik van de term Oekraïners heeft verschillende politieke aspecten en bedoelingen. Nu wil ik in het geheel niet zeggen, dat deze aspecten niet gerechtvaardigd zouden zijn. Daar blijf ik echter buiten; en zeker hier, waar het betreft de vertaling van een strikt kerkelijk document, acht ik het beter welke overigens misschien gerechtvaardigde politieke aspecten ook geheel buiten beschouwing te laten. En dat geldt zeker voor een Nederlandse vertaling in deze serie. Dat de officiële Romeinse vertaling in het Oekraisch de term Oekrainse Kerk gebruikt, is begrijpelijk, maar doet aan de hierboven vermelde redenen niets af. Bovendien wordt in deze serie steeds als uitgangspunt genomen niet een of andere, al dan niet officiële, vertaling, maar de Latijnse tekst, zoals deze verschenen is in de Acta Apostolicae Sedis, terwijl ook de officieuze Italiaanse vertaling, verschenen in de Osservatore Romano, 25 Januari 1946, zich aan de term Ruthenen houdt. Dat de Kerk in haar officiële taal blijft vasthouden aan de betiteling Ruthenen, is om bovengenoemde redenen te begrijpen. Overigens is het de oorspronkelijke en oudste benaming. Dat men zichzelf in latere tijden liever Oekraïners is gaan noemen, betekent in feite een opgeven van een hun historisch toekomende naam, zodat een handhaving daarvan door Rome • meer als een eer dan als een belediging kan worden opgevat, hetgeen de Oekrainers dan ook zelf inzien en billijken. Ten slotte mogen wij nog wijzen op de Nederlandse traditie in dezen, welke nl. steeds gesproken heeft van Rutheense Kerk en daarmede nooit iets beledigends bedoeld heeft. Misschien kan in deze term wel iets onaangenaams liggen, wanneer een Oost-Europeaan deze bezigt, maar als twee mensen eenzelfde term gebruiken, behoeven zij nog niet hetzelfde te bedoelen Wellicht kan men de vraag stellen, of het geen tijd wordt om ook ons Nederlandse woord Ruthenen te vervangen door Oekraïners, maar momenteel is de traditie nog niet gewijzigd en is het zeker niet op zijn plaats om deze wijziging te propageren in een vertaling van een zuiver kerkelijk document. Wij verdienen dus geen verwijt, als wij, ons houdend aan de Latijnse tekst, de term Rutheni met het bovendien tot nu toe in het Nederlands geijkte woord Ruthenen weergeven.
Ofschoon de laatste pausen verscheidene encyclieken over de hereniging met de Oosterse Kerk hebben uitgevaardigd, is deze de eerste, die zich tot een bepaald gedeelte dezer Kerk richt. En juist daarom is deze encycliek zo leerzaam, omdat men hier, in de Ruthenorum Ecclesia, in praktijk ziet gebracht, hetgeen men in de andere herenigingsencyelieken slechts theoretisch vindt uiteengezet, nl. de geestelijke schade der scheiding en de grote aanwinst voor de afgescheiden Kerken in haar hereniging met Rome. Dit komt vooral uit in het tweede deel dezer encycliek, nadat in het eerste deel de veelbewogen geschiedenis der Ruthenorum Ecclesia beschreven is. Het eerste voordeel is wel, dat de eigen riten en gebruiken, zo geliefd aan de oosterse Kerken, niet alleen volledig door Rome intact worden gelaten, maar zelfs veel beter worden beschermd en verzekerd dan dat zij dat in haar afscheiding zelf zouden kunnen bewerken. Reeds vele malen hebben de pausen daarop gewezen Paus Leo XIII, Apostolische Brief, Orientalium Dignitas (30 nov 1894) Paus Pius XI, Encycliek, Over de promotie van de studies van de Oosterse Kerken, Rerum Orientalium (8 sept 1928), maar men bleef wantrouwend. Hier, in de geschiedenis der Ruthenorum Ecclesia kan men lezen, hoe eerlijk gemeend deze verzekeringen en hoe waar zij zijn. De geschiedenis der herenigde Ruthenorum Ecclesia leert ook, wat de pausen herhaaldelijk benadrukt hebben, nl. dat de oosterse Kerken alleen dan tot een echte, geestelijke bloei kunnen komen, als zij verbonden zijn met de Kerk van Rome, die de ware Kerk van Christus is en waardoor zij delen in de volle bijstand van den Heiligen Geest, den heiligmaker. Dan pas ook zullen zij in staat zijn om hun geloof onwankelbaar te verdedigen, tot het martelaarschap toe, als dat gevraagd wordt.
En dit is thans het geval met deze Kerk, die momenteel immers aan een allerzwaarste vervolging van de zijde der Sovjets bloot staat. De beschouwing daarvan vormt het derde en laatste deel dezer encycliek. Noemden wij de 350e verjaardag der unie van Brest de aanleiding tot deze encycliek, wij zullen haar wel niet misverstaan, als wij een der diepste bedoelingen daarvan in dit derde deel vinden. De paus wil daarin deze grove en niets ontziende vervolging openlijk en officieel aan de gehele christenheid openbaar maken en daartegen protesteren, vooral in naam van de grondrechten van iederen mens, waartoe immers, ook volgens het handvest der volkeren. de vrijheid van godsdienst behoort.
Wat de paus in dat derde deel over deze vervolging mededeelt, is reeds bedroevend en ten hemel schreiend, maar erger nog is wat daarna is geschied en wat de paus in deze encycliek reeds voorspelt. Eerst nodigde de orthodoxe metropoliet van Moskou, Alexius, de Rutheense katholieken uit om hun eenheid met Rome op te geven en toe te treden tot de Russische orthodoxie. Maar toen deze uitnodiging geen of geen noemenswaardig gevolg had, is daarna de katholieke Kerk aldaar ontbonden en ingelijfd in de afgescheiden Russische Kerk. Alle bisschoppen werden gevangen genomen, sommige van hen hebben inmiddels een ellcndige dood gevonden, terwijl men van de anderen sindsdien niets meer vernomen heeft. De meeste priesters werden eveneens gevangen genomen en gestuurd naar Rusland en Siberié, waar zij in de beruchte concentratiekampen hun levenseinde verbeiden. Alleen aan sommigen is het gelukt onder te duiken en dezen oefenen in het diepste geheim hun heilig dienstwerk nog uit. De leken, die weigeren toe te treden tot de orthodoxe Kerk, ondergaan eenzelfde lot als de priesters. Inmiddels zijn de vroegere katholieke priesters vervangen door orthodoxe of afgevallen katholieke priesters, welke laatste evenwel gelukkig een klein percentage uitmaken. Irenikon, i9. 1947, p. 205-212.
Dat de paus dit alles met bloedend hart gadeslaat, begrijpen wij en hij kan niets anders doen dan zijn lijdende kinderen troosten en vermanen om sterk te blijven.
Zo is deze blijde herinneringsdag van een vreugdevolle hereniging geworden, volgens deze encycliek, "tot een dag van benauwenis en nood, een dag van ruïne en vernieling, een dag van duisternis en donkerte, een dag van wolken en nevel." (Sef. 1, 15) En daarom is dit document geworden tot een felle aanklacht, die men niet zonder ontroering leest. Mogen alle lezers het verlangen des pausen opvolgen en bidden voor hun vervolgde broeders en zusters.
De Latijnse tekst is ontleend aan de Acta Apostolicae Sedis, vol. XXXVIII (1946), p. 33-63.
Bron: Ecclesia Docens, 0168
Publicatiedatum: 23 december 1945
Laatst bewerkt: 6 april 2022