Een der lievelingsideeën van paus Leo XIII - hij geeft het trouwens zelf te kennen in den eersten zin van het document, dat wij hier inleiden is altijd geweest de terugkeer van de andersdenkende christenen, meer speciaal van die der zg. orthodoxe kerken uit het Oosten, tot de eenheid der katholieke Kerk, waarvan de paus het zichtbaar opperhoofd is.
Reeds in een der eerste documenten kort na zijn keuze tot paus op 20 Februari 1878, wij bedoelen den brief Paus Leo XIII - Brief
Da Grave Sventura
Aan Kardinaal Nina, 2e Staatssecretaris (27 augustus 1878) van 27 Augustus van dat jaar, gericht aan zijn tweeden staatssecretaris, Z. E. kardinaal Nina, verklaart Leo, ,,dat de hoop hem toelacht, dat de luisterrijke kerken in het Oosten ten slotte tot een nieuw vruchtbaar leven zullen komen en weer in den ouden glans zullen schitteren." Deze eerste uiting van 's pausen verlangen naar hereeniging is door talrijke andere gevolgd, waarvan de opsomming heel wat plaatsruimte zou vragen.
Ja, het lijkt wel, dat, naarmate de paus in jaren toenam, de gedachte aan de hereeniging aller christenen zijn geest nog krachtiger gevangen hield.
Uit het jaar 1894 is de prachtige aansporing tot eenheid in geloof: Paus Leo XIII - Apostolische Brief
Praeclara gratulationis publicae (20 juni 1894) (20 Juni 1894), die hij naar aanleiding van de ontelbare blijken van vereering en sympathie, welke hij bij zijn gouden bisschopsjubilé in 1893 van alle zijden, ook van nietkatholieken, ontvangen had, "tot alle vorsten en volkeren" richtte. Dat de "heilige synode van het oecumenisch patriarchaat" te Constantinopel op 20 October 1894 zeer grof tegen dat stuk optrad, en de aanhangers der Grieksch-orthodoxe kerk tegen de katholieke propaganda waarschuwde, ontmoedigde hem niet. Integendeel, op 30 November 1894 publiceerde hij de encycliek Paus Leo XIII - Apostolische Brief
Orientalium Dignitas (30 november 1894), die voor de hereenigingsactie nog altijd een belangrijk document blijft.
In 1895 richt Leo zich op 14 April tot de Anglicanen met den apostolischen brief Paus Leo XIII - Apostolische Brief
Amantissimae Voluntatis
Tot het Engelse volk (14 april 1895), wederom over de eenheid in geloof, waarbij het korte, maar schoone gebed tot de allerheiligste Maagd voor "onze Engelsche broeders" als aanhangsel was gevoegd.
Het meest monumentale document echter, dat tot in lengte van dagen van Leo's streven naar hereeniging aller christenen getuigenis zal blijven afleggen, is ongetwijfeld de hier in nieuwe bewerking aangeboden encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Satis Cognitum
Over de eenheid van de Kerk
(29 juni 1886) van 29 Juni 1896.
Wij zeggen "de encycliek". Zoo heet het stuk inderdaad in de officieele Acta Leonis XIII. Praktisch echter is het een dogmatische verhandeling, waarin, behalve den eersten zin en het slot, niets verraadt, dat men met een rondschrijven aan de bisschoppen te doen heeft. De anders in encyclieken zoo veelvuldig voorkomende betiteling der bisschoppen als "eerbiedwaardige broeders" komt hier slechts eenmaal, en wel in den slotzin van het stuk, voor.
Het is niet onze bedoeling, een wetenschappelijke inleiding op dit magistrale document te schrijven. Wij willen slechts een paar opmerkingen geven, die, hopen wij, haar nut kunnen hebben om een vruchtbare lezing mogelijk te maken.
Allereerst dient men zich de vraag te stellen:
Voor wie is het stuk bestemd?
Niet voor totaal ongeloovigen, voor rationalisten of modernisten, die zelfs niet aannemen, dat Christus ooit een Kerk heeft willen stichten. Tegen dezen zou een geheel andere bewijsvoering dan die van den paus moeten worden opgezet.
Leo XIII heeft in het slot van zijn verhandeling een woord voor degenen, "die door den verderfelijken geest van het ongeloof nog niet tot in den wortel zijn aangetast, en die althans den wensch koesteren, dat de ware God, die hemel en aarde geschapen heeft, hun tot vader moge zijn." Maar ook hieromtrent geldt eenzelfde opmerking: de argumentatie van den paus zou geheel anders zijn uitgevallen, als hij zijn stuk speciaal voor hen had bedoeld.
Het document is bestemd voor hen, die in Christus gelooven, die Hem als Zoon1 Gods erkennen, die de heilige Schrift als Gods woord beschouwen, in één woord: voor rechtzinnige christenen.
Maar onder dezen heeft Leo, dunkt ons, vooral de oostersche zg. Orthodoxen op het oog. Voor hen gaat zijn argumentatie zeker het sterkst op. Toch blijkt uit vele plaatsen, dat de andersdenkenden, die veel verder dan de oosterlingen van de katholieke Kerk afstaan, bij het schrijven van dit stuk niet buiten den gezichtskring van den paus stonden. Wij denken hier aan de Anglicanen, vooral de meer romaniseerenden onder hen, en de verschillende groepen van geloovige "protestanten".
Een tweede vraag, die men goed voor oogen moet houden, is deze: Wat wil Leo XIII eigenlijk behandelen?
Leo XIII bedoelt slechts te spreken over de eenheid der Kerk.
Maar ook dit onderwerp behandelt hij niet volledig.
Zoo bijv. vindt men geen uitdrukkelijke demonstratie, dat de door Christus bedoelde eenheid in de katholieke Kerk werkelijk aanwezig is en bij de andersdenkende christenen ontbreekt. De paus schetst alleen, welke eenheid de ware Kerk van Christus moet hebben. Hij zet als het ware de maior van een syllogisme op, terwijl hij de minor (welnu, deze eenheid is in de katholieke Kerk wèl en in de andere christelijke kerkgenootschappen nièt aanwezig) en de conclusie aan den aandachtigen en onbevooroordeelden beschouwer van de katholieke Kerk en van de andere kerkgenootschappen overlaat.
Vanzelf valt bij dezen opzet de nadruk op de Kerk als zichtbaar juridisch instituut, en komt het zwaartepunt te liggen in de bespreking van leergezag en primaat.
Het moet dus absoluut niet verwonderen, dat men in dit stuk geen uitvoerige behandeling vindt der vooral tegenwoordig weer zoozeer op den voorgrond tredende leer omtrent de Kerk als het mystieke lichaam van Christus. Wel wordt eenige malen er op gewezen, dat de Kerk Christus' mystiek lichaam is, doch uitsluitend op een wijze, die beantwoordt aan het eenmaal door den paus voor dit stuk scherp afgebakende terrein van redeneering en beschouwing.
Als men nu, met het bovenstaande goed voor oogen, het prachtige document wil gaan bestudeeren, dan doet men o.i. goed, eerst den opbouw van het stuk en de groote lijnen van den gedachtengang na te gaan. Hiertoe kan, hopen wij, de analyse dienen, die wij voor het stuk hebben geplaatst. Wij zijn daarbij niet tot de miniemste onderdeelen afgedaald (soms hebben wij deze trachten aan te geven door in de verta1ing een nieuwe alinea te beginnen). Onder de lezing van het stuk geve men zich rekenschap, waar men zich bevindt; anders kan men in dit uitvoerige document licht den weg verliezen.
Na een, wij zouden willen zeggen, oratorischen proloog Paus Leo XIII - Encycliek
Satis Cognitum
Over de eenheid van de Kerk
(29 juni 1886) komt de eigenlijke inleiding der verhandeling, waaraan wij het opschrift ,praenotanda" gegeven hebben.
Onder de punten, die hier vooropgezet worden, verdient vooral de aandacht, dat de Kerk van Christus als Kerk een zichtbaar instituut moet zijn. Daarover is de paus uitvoerig. Hij ontkent niet, integendeel, hij benadrukt zelfs, het onzichtbaar element der Kerk, maar hij sluit hier de dwaling uit, die om te ontkomen aan de conclusie, dat de katholieke Kerk de ware Kerk van Christus is, haar toevlucht genomen heeft tot de fictie van de louter onzichtbare Kerk, en de zichtbare organisatie der Kerk tot zuiver menschelijke inzetting heeft willen degradeeren.
Goed dient ook bij de verdere lezing het beginsel onthouden te worden, dat in deze praenotanda sub 7 wordt aangegeven Paus Leo XIII - Encycliek
Satis Cognitum
Over de eenheid van de Kerk
(29 juni 1886), en waarop trouwens nog eenige malen in den loop der behandeling gereflecteerd wordt Paus Leo XIII, Encycliek, Over de eenheid van de Kerk, Satis Cognitum (29 juni 1886), 34.74. (zie bijv. al. 34 en 74). Leo XIII stelt zich op den vasten grond der feiten. De vraag is niet, wat had Christus künnen willen en kunnen doen, maar: wat hééft Hij gewild en gedaan?
Na aldus zijn standpunt nauwkeurig bepaald te hebben, gaat de paus in het eerste deel over tot de behandeling van de "eenigheid" der Kerk. Wij hebben dit minder fraaie woord vermeden en het idee trachten weer te geven door ,eenheid tegenover veelheid". Dit laatste woord is dan bedoeld van allerlei vormen van veelheid, die zich ten onrechte voor de ware eenheid willen uitgeven. Weliswaar noemt Leo XIII deze niet met name. Het lijkt ons echter, dat zijn betoog alle pogingen om de door Christus gewilde eenheid te sauveeren door de adstructie van eenheid door gelijkheid, door federatie van verschillende kerkgenootschappen en dergelijke den weg verspert. Overigens vult de encycliek van Pius XI Mortalium animos (6 Januari 1928) hier het betoog van zijn voorganger aan tegenover de moderne misvattingen dezer eenheid.
Na bewezen te hebben, dat er volgens Christus' bedoeling slechts één Kerk moet zijn, behandelt Leo XIII in het tweede deel de innerlijke eenheid, die deze Kerk moet hebben, met de beginselen dier eenheid, leergezag en primaat van rechtsmacht.
Ten slotte wordt in het derde deel behandeld, hoe de verhouding tusschen episcopaat en paus moet zijn, om de door Christus gewilde eenheid ondanks de veelheid der bisschoppen behouden te doen blijven.
Bij de aandachtige lezing van dit document wordt men vooreerst getroffen door den fijnen psychologischen tact, waarvan de groote paus hier blijk geeft. Hij kiest uit het vele, dat over de Kerk te zeggen valt, juist de behandeling van een punt, dat op de buitenstaanders den diepsten indruk maakt, dat beantwoordt aan een verlangen, hetwelk in de ziel van velen hunner leeft: het verlangen, het heimwee naar eenheid. Hij vermijdt daarbij alles wat stootend kan zijn. Niet alleen spreekt hij met geen woord over de jammerlijke verdeeldheid bij de niet-katholieke christelijke kerkgenootschappen, maar zelfs spreekt hij niet eens, wat men toch haast zou verwacht hebben, uitdrukkelijk en geestdriftig over het bestaan der bewonderenswaardige eenheid in de katholieke Kerk. Het constateeren van die twee feiten laat hij, zooals wij reeds zeiden, eenvoudig aan den nadenkenden lezer over. Er komt verder in heel het stuk geen enkel hard of scherp woord aan het adres der andersdenkenden voor. Op zijn hoogst staat hier en daar iets wat daarop zou lijken in de aanhalingen uit de kerkvaders, maar deze, als gericht tegen de dwalenden uit hun tijd, kunnen redelijkerwijze niemand stooten. Heel de behandeling is zoo rustig en objectief als maar mogelijk is.
Men wordt vervolgens getroffen door den rijkdom van theologische wetenschap, die in dit document verborgen ligt. De heilige Schrift, de getuigenissen der kerkvaders, de theologische redeneering, de gezonde logica worden met bewonderenswaardige scherpzinnigheid benut om Leo's betoog te steunen of toe te lichten.
Dit alles maakt dit document tot een der belangrijkste stukken van dezen paus, nog altijd overwaard om gelezen, herlezen, bestudeerd en overdacht te worden. In het slot der encycliek geeft Leo zelf den lezerskring aan, dien hij zich gedacht heeft. Hij spreekt de hoop uit, dat zij, die in Christus gelooven, maar niet tot de ééne ware Kerk van Christus behooren, ja, dat allen, die nog aan een God gelooven, naar zijn woorden mogen luisteren. Wij zouden dan ook willen hopen en bidden, dat dit stuk, in deze nieuwe uitgave, vele lezers in die kringen moge vinden, en dat de geest van velen, wier hart naar eenheid smacht, en die met ons katholieken in de jaarlijksche internationale bidweek om eenheid bidden, er door verlicht moge worden.
Doch Leo XIII wenschte zijn lezers ook te hebben onder de katholieken Paus Leo XIII - Encycliek
Satis Cognitum
Over de eenheid van de Kerk
(29 juni 1886), o.a. opdat zij hun kennis vermeerderen. Inderdaad, dieper kennis van de Kerk, van haar goddelijk karakter, van haar goddelijke rechten, sterker en moediger overtuiging daaromtrent is voor de katholieken nu nog meer dan toen paus Leo zijn encycliek publiceerde door en door noodzakelijk. Om die kennis te verrijken kan naast vele andere stukken van dezen paus vooral ook dit stuk dienstig zijn. Kort na het verschijnen dezer encycliek heeft een onooglijke en onoverzichtelijke Nederlandsche uitgave het, als wij ons niet vergissen, tot twee oplagen gebracht. Wij hopen, dat deze nieuwe editie bij de tegenwoordige katholieken van Nederland de belangstelling zal ondervinden, die het waardevol document nu zeker niet minder dan toen verdient. Speciaal theologie studeerenden en doceerenden behooren o.i. dit stuk meer dan bij naam of uit enkele losse citaten te kennen. Het leent zich bij het hooger onderwijs uitstekend voor een zg. practicum. Die zich voorbereiden op het behalen van een godsdienstdiploma, hebben door deze nieuwe uitgave gelegenheid, omtrent een zeer belangrijk punt hun licht eens op te steken bij een authentiek document van het hoogste kerkelijke leergezag. Wellicht zou het ook in de hoogste klassen van katholieke gymnasia kunnen dienen om een serie belangwekkende godsdienstlessen te geven en tegelijk een staaltje te geven van Leo's Latijn, door benutting van den origineelen tekst. Conferenciers vinden in dit stuk een goudmijn.
Ten slotte nog een woord over deze bewerking.
Toen de vertaler, wiens naam op het titelblad staat, op 16 November 1940 door God tot een beter leven werd opgeroepen, was zijn werk nog niet geheel voltooid. De vertaling lag gereed, maar moest hier en daar nog herzien en geretoucheerd worden. Dit werk heeft de hoofdredacteur dezer reeks op zich genomen, maar zóó, dat hij het werk van zijn overleden confrater heeft geëerbiedigd. De analyse was niet aanwezig. Deze is door den hoofdredacteur, met benutting van een aantal kantteekeningen op den rand van het handschrift, ontworpen en in gedeelten ter plaatse ingevoegd. Ook ontbrak, op een tweetal zinnen na, het voorwoord. Ook dit moest dus worden aangevuld. Wij hopen dit in het bovenstaande volbracht te hebben.
De Latijnsche tekst is overgenomen volgens de uitgave van Desclée: Sanctissimi Domini Nostri Leonis Papae XIII Allocutiones etc. Vol. VI p.156 seqq.
De aanhalingen werden van verwijzingen naar bekende verzamelingen voorzien. Hierbij worden de volgende afkortingen gebruikt:
P. L.: Migne, Patrologiae latinae cursus. Het eerste cijfer geeft het deel, het tweede de kolom (of kolommen) aan.
P. G.: Migne, Patrologiae graecae cursus. Het eerste cijfer geeft het deel, het tweede de kolom (of kolommen) aan.
Denz.: Denzinger-Bannwart-Umberg. Enchiridion symbolorum, definitionum et declarationum. Het cijfer geeft het randnummer in deze uitgave aan.
Mansi: J. D. Mansi, Sacrorum conciliorum nova et amplissima collectio (anastatische heruitgave Welter). Het eerste cijfer geeft het deel, het tweede de kolom (of kolommen) aan.
F. VAN NIMWEGEN C.ss.R.
Publicatiedatum: 29 juni 1896
Laatst bewerkt: 18 juli 2020