De Kerk leert al vanaf oude tijden dat het H. Doopsel, één van de 7 Sacramenten die Jezus Christus aan de Kerk heeft toevertrouwd, heilsnoodzakelijk is.
In diverse documenten, ook uit de recentere jaren wordt dit telkens weer bevestigd, dat de doop noodzakelijk is, zie Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997). Zelfs: "De Kerk kent geen ander middel dan het Doopsel om de toegang tot de eeuwige gelukzaligheid te verzekeren. Daarom hoedt zij zich ervoor de zending te verwaarlozen die zij van de Heer ontvangen heeft om al wie het Doopsel kan ontvangen te doen "herboren worden uit water en geest"." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1257
In 1980 is er nog een speciaal document Congregatie voor de Geloofsleer
Pastoralis actio
Instructie over het Doopsel van kinderen
(20 oktober 1980) door de Congregatie voor de Geloofsleer uitgegeven om te benadrukken dat door het uitstellen van de Doop, dus ook door geen 'kinderdoop' te praktiseren, voorbijgegaan wordt aan de heilsnoodzakelijkheid van de Doop.
De Nederlandse Bisschoppen hebben 27 mei j.l. "Protocollen" gepubliceerd bij gelegenheid van het weer toestaan van vieringen met gelovigen in de kerk vanaf 1 juni 2020. Al bij de aanwijzingen in maart, waarbij de Bisschoppen de kerken hadden gesloten voor de gelovigen om tijdens de viering van de H. Mis aanwezig te zijn en ook nu weer in deze protocollen wordt er opgemerkt dat "dopen uitgesteld moeten worden." om te voorkomen dat de eredienst een bron wordt van (corona-)besmettingen.
Vanwege veelvuldige vragen hoe er vanuit de kerkelijke documenten door de eeuwen heen gesproken wordt over de noodzaak van het ontvangen van en het toegelaten worden tot de Sacramenten, een klein overzicht van de belangrijkste standpuntbepalingen van de Kerk over hoe opengestaan moet worden om Christus te ontvangen onder alle omstandigheden.
De doop is het Sacrament der zondenvergeving en wedergeboorte
In het credo van de Mis belijdt de Kerk "een doop tot vergeving der zonden." 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381), 1 Het concilie van Trente vestigt in de bepaling over den kinderdoop meer de aandacht op de uitdelging der zonden Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 4 in de leer der rechtvaardiging meer op de heiliging. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 8-9 En tenslotte leert hetzelfde concilie, dat de kinderen door den doop werkelijk in de Kerk opgenomen worden en derhalve later niet opnieuw gedoopt moeten worden. Concilie van Trente, 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten, Sessio VII - Decretum de Sacramentis (3 mrt 1547), 26
Christus noemt als uitwerking wedergeboorte en opneming in het Rijk Gods (Joh. 3, 5).
Paulus legt de klemtoon op de zondenvergeving en heiliging. .Hij heeft ons gered door het bad der wedergeboorte en door de vernieuwing des Heiligen Geestes" (Tit. 3, 5). "Gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt Christus aangedaan&" (Gal. 3, 27). "Gij zijt afgewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van onze Heer Jezus Christus en in de Geest van onze God" (1 Kor. 6, 11).
Petrus noemt als uitwerking de vergeving der zonden (Hand. 2, 38). De opneming in de Kerk komt in Handelingen 2, 41 (Hand. 2, 41) naar voren. Van de uitdelging der erfzonde alleen is in de Schrift geen sprake.
Ook staat er “Kan iemand nog het water weigeren, zodat deze mensen, die juist als wij de heilige Geest ontvangen hebben, niet gedoopt zouden worden?” (Hand. 10, 47)
Uit het begrip van de doop als volkomen wedergeboorte volgt, dat in hem ook alle zondestraffen, zowel eeuwige als tijdelijke, weggenomen worden. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 5
Paulus vergelijkt daarom de doop met de dood van Jezus, omdat de gehele oude mens aan de zonde begraven en vernietigd en een totaal nieuwe herschapen wordt (Rom. 6, 3-6). "Nu is er geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn" (Rom. 8, 1). Daarom legde ook de oude Kerk de gedoopte geen boete meer op, alhoewel zij vooraf die wel eiste.
Het concilie van Trente stelt de zuivering van alles, wat verdoemenswaardig is, vast. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 5
Alleen treedt het nog op tegen de overdreven doopwaardeering der Protestanten, volgens welke alle toekomstige zonden gedelgd worden door de herinnering aan de ontvangen doop. Concilie van Trente, 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten, Sessio VII - Decretum de Sacramentis (3 mrt 1547), 19 Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 23
De algemene beproevingen van dit tijdelijke leven blijven als middelen tot bevestiging en deugdbeoefening voortbestaan; zij maken ons gelijk aan Christus, ons met doornen gekroond Hoofd. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 69, a. 3
Krachtens goddelijke instelling is de doop beslist noodzakelijk tot zaligheid voor alle mensen.
De Pelagianen loochenden deze noodzakelijkheid. De Protestanten konden haar bij hun sola-fides-leer niet handhaven. Zwingli, Calvijn, de Socinianen gaven haar prijs; Wiclef reeds vroeger. Daarom stelde het Concilie van Trente haar vast. Concilie van Trente, 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten, Sessio VII - Decretum de Sacramentis (3 mrt 1547), 18
Christus heeft die noodzakelijkheid duidelijk uitgesproken. Johannes wijst meer op een zakelijke Vgl. Joh. 3, 5 , Mattheus meer op een positieve noodzakelijkheid Vgl. Mt. 28, 19 en Marcus wijst op beide. Vgl. Mc. 16, 16
De tot in 200 na te wijzen kinderdoop (Irenaeus) is de consequentie van de beschouwing der Vaders. De energieke bestrijding van de Pelagianen door Augustinus is bekend. Alhoewel de kerkelijke praxis voor de catechumenen bepaalde doopdagen in het jaar had, doopte men bij ziekte en levensgevaar op elke tijd. Evenzo kon ieder mens in nood de doop toedienen.
Ter vervanqing van de doop gold sedert oude tijden in de Kerk de martelaarsdood om Christus' wil of de bloeddoop, evenals de begeerte naar de doop met volmaakt berouw of het doopsel van begeerte. Het doopsel van begeerte en de bloeddoop schenken alleen de heiligmakende genade, doch niet het merkteken en de sacramentele genade.
Het doopsel van begeerte is het uit volmaakte liefde en berouw voortspruitende verlangen naar de doop, waarvan het sacramenteel ontvangen fysiek of moreel onmogelijk is. Volgens het concilie van Trente kan men alleen door de sacramenten of door het verlangen ernaar gerechtvaardigd worden. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 4
De Schrift koppelt aan zulk een liefde en berouw de belofte der rechtvaardiging (Joh. 14, 21)(Lc. 10, 27)(Lc. 7, 47)(Lc. 18, 14)(1 Joh. 4, 7). Cornelius ontving voor de doop de Heiligen Geest (Hand. 10, 47). Vgl. Hand. 10, 44
Thomas schrijft: "Als de volwassene de doop uit verachting niet ontvangt, kan hij niet zalig worden. Indien echter de doop der werkelijke toediening ontbreekt, maar begeerd wordt doch niet voltrokken kan worden, omdat de dood te vroeg intrad, dan kan het heil verkregen worden wegens het verlangen naar de doop, dat voortkomt uit een geloof, dat door de liefde werkt". Hij haalt Ambrosius aan. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 68, 2
Bron: Katholieke Dogmatiek door prof. dr. Bernhard Bartmann
Zie ook: Heilsnoodzakelijkheid van het H. Vormsel
Publicatiedatum: 27 mei 2020
Laatst bewerkt: 1 juni 2020