Op 10 december 2015 presenteerde kardinaal Kurt Koch, voorzitter van de Pauselijke Commissie voor Religieuze Betrekkingen met de Joden, een nieuw document over de christelijk-Joodse dialoog. Het heet ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015), een citaat uit Paulus’ Romeinenbrief.
Een week voor de presentatie had een groep al jaren bij de dialoog betrokken rabbijnen een verklaring gepresenteerd, waarin het christendom aangemerkt wordt als door God gewild. Omdat enkele opstellers van deze verklaring’, ‘To Do the Will of Our Father in Heaven’, ook betrokken waren bij de totstandkoming van ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ lijkt enige coördinatie tussen beide presentaties voor de hand te liggen.
THEOLOGISCHE KWESTIES
Het document van de Pauselijke Commissie markeert de vijftigste verjaardag van 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965), de verklaring van Vaticanum II over de relatie tussen de Kerk en de niet-christelijke godsdiensten. 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) betekende een fundamentele verandering in de visie van de Kerk op het Jodendom. ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ verkent theologische kwesties die in Nostra aetate weliswaar aangestipt, maar niet uitgewerkt waren. Kardinaal Koch presenteerde het document samen met pater Norbert Hofmann, secretaris van de Pauselijke Commissie, en aan Joodse zijde rabbijn David Rosen (American Jewish Committee) en Edward Kessler (Woolf Institute Cambridge). Beiden werkten als adviseurs mee aan het document. Het kwam verder tot stand in samenwerking met de Congregatie voor de Geloofsleer, met name met haar voorzitter, kardinaal Gerhard Müller. De oorspronkelijke schets was in het Duits, de moedertaal van de opstellers, de uitwerking in het Engels. Op de website van het Vaticaan is de tekst ook in het Hebreeuws te vinden.
DOEL EN POSITIE
Met ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ wil de Commissie allereerst een aantal theologische thema’s uit de recente Katholiek-Joodse dialoog samenvatten en verhelderen. Daarmee wijkt dit document af van eerdere documenten van de Commissie (uit Paus Gregorius XVI - Encycliek
Mirari vos arbitramur
Over liberalisme en godsdienstig relativisme
(15 augustus 1832), Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk
(24 juni 1985) en Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document)
(16 maart 1998)), die vooral praktische implicaties van 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) behandelden. Het document richt zich, net als de verklaringen van Paus Gregorius XVI - Encycliek
Mirari vos arbitramur
Over liberalisme en godsdienstig relativisme
(15 augustus 1832) en Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk
(24 juni 1985), tot de katholieke achterban. Het is geen officieel document van het leergezag van de Rooms-Katholieke Kerk, maar een studiedocument. Er staan geen definitieve doctrinaire standpunten in, maar aanzetten voor theologische discussie, ter verdieping van de religieuze en theologische dialoog. Theologen en andere geïnteresseerden in de Joods-christelijke dialoog worden opgeroepen de thema’s te overdenken en te bespreken.
VERANDERDE INZICHTEN
Het Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015) telt zeven delen. De eerste twee zijn vooral historisch. Deel 1 presenteert een overzicht van de Joodskatholieke dialoog in de laatste vijftig jaar, vooral van bijdragen van pausen en de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met de Joden. Deel 2 begint met een schets van de bijzondere relatie tussen Jodendom en christendom. Jezus was een Jood, het christendom komt uit het Jodendom voort. Door die ‘familierelatie’ verschilt de dialoog met Joden van die met andere religies. Tegelijk ligt in de interpretatie van de figuur van Jezus het fundamentele verschil tussen Joden en christenen. Dan volgt in kort bestek de geschiedenis van het vroege Christendom vis à vis het Jodendom. Wat betreft het uiteengaan van Kerk en Synagoge wordt verwezen naar recente wetenschappelijke inzichten, die uitgaan van een geleidelijk proces van verwijdering. De ‘Parting of the Ways’ tussen Jodendom en Christenendom heeft geen decennia, maar eeuwen geduurd.
NIET HERROEPBAAR
Deel 3 en 4 zijn bijbels-theologisch van aard en sterk beïnvloed door ‘Het joodse volk en zijn heilige Geschriften in de christelijke Bijbel’, de publicatie van de Pauselijke Bijbelcommissie uit 2001. Joden en christenen delen het geloof dat de God van Israël zich door Zijn Woord geopenbaard heeft, maar verschillen in hun interpretatie van dit Woord. Joden beschouwen de Tora als Gods geopenbaarde Woord, christenen zien Jezus Christus als het vleesgeworden Woord. Dit onderscheid bepaalt ook de visie op het Verbond, en daarmee de relatie tussen het Oude en Nieuwe Testament en het Oude en Nieuwe Verbond. Aangezien het Oude Testament deel uitmaakt van de christelijke Bijbel, is er een diep gevoel van intrinsieke verwantschap tussen Jodendom en christendom. Christenen interpreteren in het Nieuwe Testament het Oude Testament echter vanuit de persoon van Jezus Christus. Zoals Augustinus schreef: ‘Het Oude Testament wordt getoond in het Nieuwe en het Nieuwe is verborgen in het Oude’. Er is sprake van een unieke, blijvende relatie tussen het Oude en Nieuwe Verbond. Het Verbond van God met Israël is niet herroepbaar, het Nieuwe Verbond komt niet in de plaats van eerdere verbonden, maar vervult ze. Er is dus maar één geschiedenis van het verbond tussen God en Zijn volk, een verbond dat God altijd vernieuwd heeft.
GEEN MISSIE, WEL GETUIGEN
In de delen 5 en 6 komen twee gevoelige thema’s aan de orde. Ten eerste de vraag, hoe moet worden geduid dat de Joden verlost zijn zonder dat zij geloven in Jezus Christus als de Messias van Israël en de Zoon van God. Dat de verlossing door Christus universeel en exclusief is, is het hart van het christelijk geloof. Toch zijn de Joden niet buitengesloten van de verlossing, zij zijn als eerstgeborenen deel van de verlossing. Hoe dit kan, is en blijft ‘een ondoorgrondelijk goddelijk mysterie’.
Dan volgt een andere netelige kwestie: wat betekent evangelisatie in relatie tot Joden? De Commissie onderscheidt institutionele missie van getuigen van geloof in Jezus Christus. De Katholieke Kerk onderneemt noch steunt enige geïnstitutionaliseerde missie tot bekering van Joden, benadrukt ze. Christenen worden opgeroepen te getuigen van hun geloof in Christus, ook tegenover Joden, maar op bescheiden manier, met oog voor de gevoeligheden die op dit punt bij Joden leven. Joden zijn immers dragers van het Woord, en bescheidenheid is passend na de sjoa. Christelijke missie betekent, dat alle christenen in de gemeenschap van de Kerk van de verwerkelijking van de universele heilswil van God in Jezus Christus getuigen en haar verkondigen. Christus’ presentie wordt ervaren in de liturgie en krijgt gestalte in de dienst aan de medemens, in het bijzonder de noodlijdenden.
Tenslotte wordt, met verwijzing naar Paulus’ brief aan de Romeinen, het begrip ‘de gemeenschap van de Kerk’ verklaard. De Kerk is de gemeenschap van het nieuwe verbond, die van meet af aan bestond uit Joodse en niet-Joodse Christenen – al geeft het geringe aantal Joodse christenen misschien een andere indruk. Dit volk van het Nieuwe Verbond behoudt zijn relatie tot het verbondsvolk Israël, waarvan de blijvende rol in Gods heilsplan een relatie inhoudt met het volk van het Nieuwe Verbond.
AANDACHT BIJ OPLEIDINGEN
In deel 7 van ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ worden de doelstellingen van de dialoog vanuit katholiek perspectief weergegeven. Allereerst blijft het belangrijk dat katholieken en Joden elkaar beter leren kennen en meer over elkaar leren. Katholieke en Joodse geleerden werken al samen op het terrein van exegese en de interpretatie van de Bijbel. Het leren kennen van elkaar moet echter niet beperkt blijven tot specialisten. Daarom dienen katholieke opleidingsinstituten, vooral priesteropleidingen, aandacht te besteden aan 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) en de ontwikkelingen daarna. Een ander doel van de dialoog is gemeenschappelijke inzet voor gerechtigheid, vrede, behoud van de schepping en verzoening in de wereld. Vrede in het Heilig Land speelt een hoofdrol in de dialoog tussen Joden en christenen. Bestrijding van antisemitisme en discriminatie van Joden in al haar vormen is een taak van Joden en christenen samen. In concrete inzet voor sociale rechtvaardigheid en in het ondersteunen van zwakkeren in de samenleving kunnen Joden en christenen eveneens samen opgaan. Zo getuigen ze gezamenlijk van de liefhebbende zorg van God.
OVER ‘JODENMISSIE’
Strikt genomen biedt ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ geen nieuwe theologische en historische inzichten. Zoals opgemerkt, dankt het document veel aan de Pauselijke Bijbelcommissie uit 2001. Daarnaast verwijst het naar bestaand onderzoek over de ontstaansgeschiedenis van het christendom en het rabbijns Jodendom, onder meer van Joodse wetenschappers als Shaye Cohen en Daniel Boyarin. Dát wetenschappelijk onderzoek doorwerkt in een kerkelijk document, is overigens interessant. Met ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ positioneert de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met de Joden zich binnen een discussie over heikele theologische thema’s in de Joods-christelijke dialoog: de universaliteit van de verlossing in Jezus Christus en evangelisatie en missie. In 2001 zorgde de publicatie van Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000) voor de nodige onrust aan Joodse zijde. Kardinaal Walter Kasper, de voorganger van kardinaal Koch, zag zich genoodzaakt de begrippen ‘evangelisatie’ en ‘missie’ toe te lichten. Evangelisatie omschreef hij als ‘aanwezigheid, getuigenis, gebed en liturgie, verkondiging en onderricht, dialoog en sociaal werk’, het begrip missie als ‘de bekering uit de afgoderij tot de ene, ware God’. Daarom bestaat er, aldus Kasper, geen katholieke missie in de strikte zin gericht op de Joden. Wat terminologie betreft zit ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ op een iets ander spoor: wat Kasper omschreef als ‘evangelisatie’ wordt hier zowel ‘evangelisatie’ als ‘missie’ genoemd. Kaspers verzekering dat vanuit de Kerk geen institutionele zending onder de Joden plaatsvindt, blijft onverkort staan.
OVERIGE THEMA’S
Ook aan het discours over andere thema’s wil ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ een bijdrage leveren. Over het thema de ‘universele verlossing door Christus’ in relatie tot het Jodendom is de theologie nog niet uitgedacht. Dat geldt ook voor het begrip ‘vervulling’: hoe moet de uitspraak dat het in Nieuwe Verbond het Oude Verbond niet opgeheven, maar vervuld is, precies geïnterpreteerd worden? Beide thema’s werden in oktober 2011 bediscussieerd tijdens een symposium aan Seton Hall University, waar Koch hoofdspreker was. Er werden indringende theologische vragen gesteld. Dat Koch niet wegloopt voor een open gedachtewisseling wordt met ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 29)
Reflecties over theologische kwesties met betrekking tot de Katholiek-Joodse relaties ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Nostra Aetate (nr. 4)
(10 december 2015)’ opnieuw bewezen.
Bron: Kroniek (2016-1), uitgave Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom (Utrecht)
Auteur: Tineke de Lange
Publicatiedatum: 10 december 2015
Laatst bewerkt: 12 juli 2018