• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Toelichting bij Dominus Jesus

Deze Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
van de Congregatie voor de Geloofsleer geeft een toelichting over de uniciteit en het universeel heilbrengende karakter van Jezus Christus en de Kerk. Het document bevestigt dat Christus de enige Verlosser is en dat de Kerk van Christus zich bevindt in de katholieke Kerk. Het verduidelijkt opnieuw het gebruik van de term “Kerk” en “kerkelijke gemeenschap”.

Uit: Mgr. dr. J.W.M. Hendriks: Kerkelijke Documenten - Inleiding en repertorium (1965-2009) - Mgr. dr. J.W.M. Hendriks (Tiltenberg Studies, 4) - p. 186-196

Kun je wel weten of je de waarheid hebt? Anderen zullen dat ook zeggen? Is er wel één waarheid of zijn er vele wegen naar het heil? Is het niet voldoende als iemand zijn eigen godsdienst goed beleeft...? En bestaat er geen groot gevaar voor fundamentalisme wanneer iemand aanneemt dat zijn eigen godsdienst de waarheid bezit? Samenhangend hiermee kan de vraag worden gesteld of Christus werkelijk de Verlosser is van alle mensen en Hij dus een soort absolute aanspraak kan doen gelden en of de Katholieke Kerk zich als de ware Kerk van Christus mag beschouwen. Op deze vragen tracht de Verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
van de Congregatie voor de Geloofsleereen antwoord te formuleren. Ook paus Benedictus XVI heeft in zijn publicaties veelvuldig aandacht besteed aan deze vragen die zo belangrijk zijn voor onze tijd.

Hoe komt het toch dat er zoveel manifestaties zijn van de westerse beschaving die een wereldwijde betekenis hebben gekregen, vraagt Max Weber zich af: kapitalisme, moderne weten­schap, scheiding tussen Kerk en staat of religie en staat, rechtsstaat, sociale staat, democratie, verklaringen van universele rechten van de mens? Voor het navolgende is dankbaar gebruik gemaakt van: M. PERA, J. RATZINGER, Senza radici. Europa, relativismo, cristianesimo, islam (Mondadori, Milano, 2005 (7)).

Maar tegelijkertijd wordt vaak gezegd dat geen van deze zaken universele waarde heeft, dat ze even goed zijn als andere, geen intrinsieke waarde hebben die hoger is dan iets anders. Je getuigt van intellectuele arrogantie als je de Europese instituties elders zou willen invoeren: imperialisme. Zo was er bijvoorbeeld veel kritiek op de toenmalige president van de Verenigde Staten G. Bush die de westerse democratie wilde exporteren naar Irak. Volgens sommigen is dat niet slechts prematuur - omdat het land te weinig is ontwikkeld om dit aan te kunnen of omdat zo’n democratisch concept allerlei diepgaande veranderingen ondergaat als het wordt toegepast in zo’n cultuur -, maar verkeerd omdat het wordt opgelegd: een vorm van bestuur en gemeenschap wordt opgedrongen die even zeer respectabel en legitiem is als andere. Zo hebben we ons intussen een heel politiek correct spreken en denken aangeleerd, die ook een soort zelf-censuur is en waaruit iedere verwijzing naar minder of beter moest verdwijnen, aldus M. Pera en J. Ratzinger.

Het verwijt van fundamentalisme wanneer een waarde-oordeel wordt gegeven, is niet terecht. Zeggen dat iets beter is dan iets anders, bijvoorbeeld, dat het Westen beter is dan de Islam, betekent niet dat je iets gaat doen: er is een verschil tussen oordeel over iets en de beslissing om iets te doen. Je kunt bijvoorbeeld de Islam tolereren, respecteren, in dialoog treden met de Islam of je er juist niet voor interesseren, of je tegen de Islam verzetten, als je meent dat de Westerse wereld beter is dan de wereld van de Islam. De fout is dat men vaak het tegendeel denkt en vindt in onze westerse maatschappij: dus als je zegt dat een democratie beter is dan een theocratie, een parlementaire beslissing beter dan sura, een grondwet beter dan de sharia, een uitspraak van een onafhankelijke rechtbank beter dan een fatwa, dan ben je fundamentalistisch bezig, ben je uit op een confrontatie met de Islam, zegt men. En dat komt dan bij de foute gedachte dat we onze instellingen, onze gedachten niet absoluut mogen stellen, dat wil zeggen als universeel toepasbaar zouden mogen zien. Waarom zou je dat niet mogen vinden? Amerikanen hebben die “missiegedachte” wél, politiek (wij gaan de wereld op orde brengen”) en religieus (allerlei Amerikaanse protestantse sekten werven met veel geld en studiebeurzen om leden in Latijns-Amerika, Afrika en Rusland), is de gedachtegang van M. Pera.

Het idee dat er geen goede redenen zijn om een cultuur of beschaving te beoordelen is - zoals bekend - het idee van het relativisme, ook wel postmodern denken genoemd. Het idee is steeds hetzelfde: er is geen fundament onder onze waarden en je kunt geen argumenten aanvoeren waarom het een beter zou zijn dan het andere, of waardevoller zou zijn dan het andere. Zo heeft de filosoof L. Wittgenstein (1889-1951) het over verschil in “taal-universum”, in “taalspel”, waarbij ieder taalspel zi­jn eigen regels, betekenissen en waarden heeft; de criteria zijn cultuur-bepaald, alle criteria zijn contextueel en er zijn geen meta-criteria, volgens hem. Maar zelfs dan hoef je niet altijd te denken dat je niet kunt beoordelen of iets beter is dan iets anders of niet, bijvoorbeeld als de leden van cultuur A altijd verhuizen naar cultuur B en niet omgekeerd, is er reden om te geloven dat B beter is. Als men dan zou zeggen: dat kan de vrucht van indoctrinatie zijn, is er blijkbaar toch een beoordelingscriterium dat op beide kan worden toegepast. Aldus de gedachten die door M. Pera en J. Ratzinger worden uitgewerkt in hun gezamenlijk boek.

De huidige paus Benedictus XVI, heeft als kardinaal eens geschreven: “Het relativisme is in zekere zin de ware en eigen religie van de moderne mens geworden”. De verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
wil enkele fundamentele problemen behandelen en verkeerde of dubieuze opvattingen weerleggen die hiermee samenhangen, zoals relativisme, waardoor men godsdienstig pluralisme niet alleen als feit aanvaardt maar ook de iure goedkeurt, omdat je niet zou kunnen beoordelen of iets beter is dan iets anders. Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
geeft in zes hoofdstukken een antwoord op deze tendensen:

  1. Het eerste hoofdstuk gaat over het definitieve en volledige karakter van de openbaring van Jezus Christus;
  2. Jezus van Nazareth, de Zoon van Maria, is de Zoon en het Woord van de Vader en Hij alleen
  3. Jezus Christus, de Zoon van God, is de Heer en enige Verlosser
  4. Er is slechts één Kerk door Jezus Christus gesticht en er is een historische continuïteit tussen de Kerk die door Christus is gesticht en de katholieke Kerk 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8. “subsistit in...”
  5. De Kerk en het rijk Gods kunnen niet gescheiden worden. De Kerk is het zaad en het begin van het rijk Gods en het teken en instrument ervan
  6. Deze pelgrimerende Kerk is noodzakelijk ter zaligheid
De algemene “tactiek” om waarheden te relativeren wordt ook wel “decon­structie” genoemd. De stappen die in de proces gewoonlijk worden gevolgd zijn de volgende: men begint met de fenomenologische observatie van de pluraliteit (er zijn meer opvattingen); een volgende stap is de vergelijking: je gaat de opvattingen vergelijken, maar stelt dat er geen meta-criterium is: wie zal zeggen wat het ware is en zo kom je tot het in vraag stellen ook van fundamentele geloofswaarheden. Voor wie vertrekt vanuit de vooronderstelling dat alle religies gelijk zijn of kunnen zijn, is Jezus er één uit velen, een van de vele redders en bevrijders. Er staat in het Johannes-evangelie (Joh. 14, 6): “Ik ben de weg de waarheid en het leven”; er is spra­ke van Jezus als de eniggeboren Zoon van de Vader en er zijn veel andere bijbelse uitspraken die Christus en Zijn evangelie absoluut stellen. Hoe kunnen christenen dit dan relativeren? Hoe kan men dan zeggen, zoals veel theologen doen, dat dit toch niet zo moet worden gezien zoals het er staat? Het antwoord is: contextualiseren en vervolgens deconstrueren. Contextualiseren wil zeggen: de uitspraak in de context van die tijd en van de kring van de leerlingen zien; zo zal men bijvoorbeeld zeggen, dat deze woorden zijn geschreven door de leerlingen, die schrij­ven zoals verliefden dat doen, te vergelijken met iemand die tegen een vrouw zegt: “Jij bent de mooiste vrouw van de hele wereld, jij bent de enige voor mij”. Dit moet niet letterlijk worden opgevat. Wanneer dit echter op de heilige Schrift wordt toegepast, betekent dit dat de betekenis van de zin en van de verlossing zelf volledig verandert. Een vorm van deconstrueren vindt plaats, wanneer ongeveer als volgt wordt geredeneerd: er zijn veel redders, in veel godsdiensten ligt een claim dat je gered kunt worden als je de voorschriften van die godsdienst opvolgt, maar wie zal zeggen of de een beter is dan de ander?

Waarom zou een dergelijke herinterpretatie nagestreefd worden, wanneer in feite de inhoud van het geloof daardoor volkomen wordt ontkracht? Kardinaal J. Ratzinger zei hierover het volgende Kardinaal Ratzinger: Fede, veritate e tolleranza, 2003: “Menen dat er echt een waarheid is, een bindende waarheid, geldig in de geschiedenis, in Jezus Christus, in het geloof van de Kerk, wordt gezien als fundamentalisme”. En omdat dát zo’n doodzonde is, kiest men liever voor relativisme, ook al omdat het relativisme het fundament lijkt te zijn van de democratie (het lijkt dat relativisme ieder in zijn waarde laat): als je niet alles als relatief ziet, lijk je niet democratisch, want je zegt: ik heb gelijk. Maar dat is een valse opvatting, want democratie veronderstelt juist een zicht op de waardigheid van de mens, op gelijkheid en respect. Trouwens, als de ene waarheid net zo goed is als een andere, waarom zou een dialoog over opvattingen dan nog wenselijk zijn?

Zo zijn er allerlei meningen die uit dat relativisme voortkomen. Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
noemt er een heel aantal in de inleiding van dat document:

  1. Als ken-theoretisch argument dat vaak wordt aangevoerd, noemt de Verklaring: “Je kunt de waarheid niet kennen en uitdrukken, die overstijgt ons”. Daarbij wordt dan vaak gezegd: je kunt de goddelijke waarheden niet uitdrukken in mensentaal, want hoe kunnen die in onze aard­se werkelijkheid passen, je kunt alleen maar kennen met een beperkt mensenverstand.
  2. Ook wordt wel gewezen op de “radicale tegenstelling” tussen de logische benadering van het westen en de symbolisch benadering van het oosten. Een heel ander verstaan van de werkelijkheid, een heel ander taalspel, een ander taaluniversum. Dat wordt gebruikt als argument waarom de concepten van een “westerse”godsdienst in het oosten niet zouden passen. In feite wordt dat al weerlegd door de feitelijke omstandigheden (er zijn volop katholieke christen in oosterse landen) en door de geschiedenis (er zijn landen waar men eeuwenlang christen is geweest voordat .de mensen er - vaak met geweld - tot een andere godsdienst werden gebracht).
  3. Sommigen zeggen: het verstand is de enige kennisbron, wáár is alleen wat ik kan kennen. Dat is uiteindelijk een vorm van subjectivisme, zoals wanneer iemand niet bereid is te geloven dat er nog schilderijen hangen in het Rijksmuseum, wanneer de bewaking de zaak op slot heeft gedaan en vertrokken is.
  4. Een vraag die ook wel wordt gesteld is: hoe kan er iets definitiefs, beslissends, eschatologisch liggen in gebeurtenissen die in de geschiedenis plaats vinden? Tijd en geschiedenis willen toch juist zeggen: vluchtig en voorbijgaand?
    Maar dat is nu net het kernmysterie van het christendom: dat de eeuwige God mens wordt in de tijd. Dat één bepaald moment in de geschiedenis beslissend is voor heel die geschiedenis en voor het lot van iedere mens vanaf het begin tot aan het einde van de wereld, dat is eigenlijk ‘ongelofelijk’. Dit kunnen mensen alleen geloven wanneer zij geloven in de menswording van God..
  5. Sommigen beschrijven de menswording als een “verschijnen van God in de geschiede­nis”en dat is natuurlijk iets anders dan dat God mens wordt, wat iets eenmaligs en unieks is, onherhaalbaar en niet terug te draaien, terwijl een verschijnen van God in de geschiedenis zeer goed regelmatig kan gebeuren. “Hij is in ons midden verschenen” wil dus nog niet zoveel zeggen! Dat kan ook betekenen: Jezus van Nazaret is een historische figuur die het goddelijke openbaart (zoals ook andere figuren dat doen), maar dan zijn er verschillende wegen naar de zaligheid. Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    gaat op deze visie in en stelt dat Jezus de universele middelaar is: één offer heeft ons en alle mensen verlost: Hij is de enige weg naar de Vader. Een mens kan dus niet zalig worden, los van Christus Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000), 9-12. 2e hoofdstuk.
  6. Voorts wijst Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    op het supermarkt-gedrag van de hedendaagse mens (eclecticisme): “Ik kies uit en pak wat van mijn gading is: een beetje Boeddhisme, een beetje christendom, een beetje van dit en een beetje van dat!” In het derde hoofdstuk gaat Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    op deze houding in. Zeker, de theologie kan nadenken over de vraag hoe de positieve elementen van andere godsdiensten tot het Goddelijk heilsplan behoren. 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
    Lumen Gentium
    Over de Kerk
    (21 november 1964)
    heeft daar het een en ander over gezegd: “Alles immers wat aan goedheid en waarheid bij hen te vinden is, wordt door de Kerk als een voorbereiding op het evangelie beschouwd en als een gave door Hem verleend”. Het is echter niet zo dat er een Goddelijk verlossend handelen is buiten de bemiddeling van Christus om. Dus als een Boed­dhist of Islamiet gered wordt, wordt hij gered door het verlossende lijden, sterven en verrijzen van Christus. Het is onze christelijke, katholieke overtuiging dat Één is gestorven voor allen.
    Dit geldt ook voor de Kerk: Hoofdstuk zes van Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    geeft aan dat de Kerk noodzakelijk is voor het heil (“Buiten de Kerk geen heil”, “Extra Ecclesiam nulla salus”). Beide waar­heden moeten de gelovigen vast houden: de mogelijkheid van het heil voor alle mensen en de noodzakelijkheid van de Kerk voor dit heil. Alle genade die gegeven wordt heeft een band met de Kerk, want de Kerk is het universeel sacrament van het heil en altijd op geheimvolle wijze verbonden met Christus de Verlosser als haar Hoofd. Daarom kan de Kerk dus niet slechts één van de wegen naar het heil worden genoemd.
    Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    wijst erop dat vaak wordt beweerd: in alle godsdiensten zit wijsheid, zit iets van God, je moet het beste uit alle tradities nemen. Daarop zegt Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    dat het inderdaad waar is dat teksten van andere godsdiensten mensen kunnen helpen omdat ze veelal gebaseerd zijn op menselijke ervaring en kennis, en het geloof in die religies is gebaseerd op zogeheten “natuurlijke godskennis”. Het verschil met het christendom is dat dit laatste gebaseerd is op de openbaring (theologaal geloof) en dat de teksten van andere godsdiensten niet direct geïnspireerd zijn door de heilige Geest. Er kunnen dan ook verkeerde dingen, onjuistheden mee vermengd zijn, zoals bijgeloof en dwalingen. Het christelijk geloof is een overtuiging waarvan men kan zeggen dat mensen dit nooit zouden hebben bedacht: een God die zich zwak maakt en werkelijk mens wordt - niet slechts een verschijning in een menselijke gestalte - en die de mensen verlost niet door iets te doen, maar door te lijden, staat haaks op de menselijke gedachte die het zoekt in grootheid en kracht. Hierover gaat hoofdstuk één van Dominus Jezus en daarna wordt in hoofdstuk zes stil gestaan bij de heilswaarde van die andere godsdiensten: die aanhangers van andere godsdiensten kunnen Gods genade ontvangen, maar zij leven in een staat van objectieve armoede Congregatie voor de Geloofsleer
    Dominus Iesus
    Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
    (6 augustus 2000)
    .
  7. Een andere uiting van relativisme is de Schrift lezen buiten de Traditie en het Leergezag van de Kerk:”Ik geef er mijn interpretatie aan, ik lees het zoals ik er mij goed bij voel, zoals ik het versta”, zonder te gaan staan binnen de manier waarop die passage in de Kerk gelezen is en verstaan wordt. Daarbij vergeet men dat de heilige Schrift een “kerkboek” is; de heilige Schrift is niet kant en klaar uit de hemel gevallen, maar de Kerk heeft op synodes en concilies de canon, de lijst van boeken van de bijbel, onderscheiden en vast gesteld.
    In feite zijn alle genoemde punten uitingen van een relativistische overtuiging die inhoudt dat je de waarheid niet kunt kennen of dat die waarheid er niet is, dat je niet in het bezit kunt zijn van de waarheid.
    Natuurlijk zit er wel enige waarheidsgrond in de bewering dat we niet in staat zijn de waarheid kennen - ook de apostel Paulus schrijft al dat ons al kennen stukwerk is -, toch wordt één ding vergeten: als het inderdaad God zelf is die ons deze mensentaal aanreikt als adequate verwoording van de heilsgeheimen, als het werkelijk om Openbaring gaat, kunnen we niet zeggen dat we niet in staat zijn de waarheid te kennen. Het is waar: die waarheid overstijgt ons, maar die Waarheid is ons op definitieve wijze geopenbaard in Jezus Christus. En Gods waarheid wordt niet verminkt en verdraaid doordat ze in mensentaal wordt uitgedrukt, want het is Gods Zoon die mens geworden in mensentaal tot ons heeft gesproken (hoofdstuk één).
Het relativisme botst dus met het historische feit dat de transcendente waarheid, de drieëne God zich heeft willen meedelen aan de mens. Óf men ontkent dit en dan komt men gemakkelijk tot dit heilsrelativisme óf men aanvaardt dat er geen heil buiten Christus is, dat we in geen andere Naam gered kunnen worden.
De universele zending van de Kerk vloeit dan ook voort uit de algemene heilszending van Chris­tus. Daarom heeft het leergezag een bijzondere zorg voor de opdracht het evangelie te verkondigen aan alle volkeren. Deze opdracht is niet strijdig met de dialoog. Dialoog is juist het gezamenlijk ontdekken van de waarheid. De Kerk roept daarom op tot die dialoog, niet om het eigen geloof in vraag te stellen, maar om wederzijdse communicatie en begrip te bevorderen, de waarheid te leren kennen en de Blijde Boodschap te verbreiden. De dialoog is een instrument van evangelisatie in de zin dat wie dialogeert tracht een bepaalde visie te verwoorden en een ander van de redelijkheid van die visie te overtuigen, waardoor hij de boodschap verkondigt. Daarmee is de missie-opdracht van de Kerk echter niet uitgeput Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
.

Het vierde hoofdstuk van Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
gaat dus over de Kerk: er is maar één Kerk door Chris­tus gesticht en die Kerk bestaat voort in de katholieke Kerk. Hiervoor verwijst de Verklaring naar de befaamde uitdrukking van de dogmatische Constitutie over de Kerk 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
van het Tweede Vaticaans Concilie: “subsistit in” : “(De enige Kerk van Christus) in deze wereld als een maatschappij ingesteld en geordend, bevindt zich in (subsistit in....) de katholieke Kerk, bestuurd door de opvolger van Petrus en de Bisschoppen in communio met hem”. Deze uitdrukking geeft aan dat de Kerk van Christus alleen in de katholieke kerk ten volle bestaat, maar dat er buiten haar schoot meerdere elementen van heiliging en waarheid te vinden zijn”.

De Oosterse Kerken worden echter wél Kerken genoemd (“verae sunt Ecclesiae particula­res... desit plena communio”) genoemd omdat zij de apostolische successie bezitten en sacramenten geldig vieren; protestantse gemeenschappen daarentegen heten kerkelijke gemeen­schappen (“communitates ecclesiales”); omdat zij het geldig episcopaat en de ware en volledige gestalte van het Eucharistisch mysterie niet hebben bewaard, zijn zij niet in eigenlijke zin Kerken maar omdat de leden van deze gemeenschappen door het Doopsel in Christus zijn ingelijfd, is er toch een - zij het onvolkomen - communio (gemeenschap) met de Kerk. Hun heilsmiddelen zijn afgeleid van de volheid van genade en waarheid die in de katholieke Kerk te vinden is. De verdeeldheid is een wond die de Kerk is toegebracht, maar niet omdat zij haar eenheid verloren is, maar omdat zij zo haar universele karakter in de geschiedenis niet volledig kan ontvouwen.

Tot slot nog een opmerking over het vijfde hoofdstuk van Congregatie voor de Geloofsleer
Dominus Iesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
(6 augustus 2000)
dat nog niet aan de orde is gekomen en dat Kerk en Rijk Gods als thema heeft. Een kenmerk van veel hedendaagse theologie en exegese is een vaag spreken over het Rijk van God om niet over de Kerk te hoeven spreken. De Kerk is begin, zaad, teken en instrument van het Rijk Gods, dat op het einde der tijden pas tot zijn volledige vervulling komt. De Kerk wordt niet “afgeschaft” op het einde der tijden, zij is niet slechts een “instrument” dat ergens toe moet dienen en dat vervolgens weg geworpen kan worden. In de Kerk is het Rijk Gods in de kiem aanwezig en dat Rijk Gods moet niet worden los gemaakt van de Kerk, noch moet er zo over rijk Gods worden gesproken dat in feite de Kerk wordt geminimaliseerd, want de Kerk is universeel sacrament van het heil.

Publicatiedatum: 6 augustus 2000
Laatst bewerkt: 29 augustus 2016


 

Uw bijdrage

RK Documenten wordt volledig beheerd door vrijwilligers. Om deze site te bekostigen zijn we afhankelijk van uw hulp.

Algemeen nut beogende instellingen

Help ons en doneer!

Uw donatie zal worden verwerkt door Stg. Mollie Payments.
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test