Inleiding
Op zaterdag 13 september 1965 publiceerde Paus Paulus VI de derde encycliek van zijn pontificaat: H. Paus Paulus VI - Encycliek
Mysterium Fidei
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(3 september 1965), (Zie L'Osservatore Romano van 12 sept. 1965.) die gedateerd is op 3 september, feestdag van de H. Pius X, de grote bevorderaar van de eucharistische godsvrucht.
De encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Mysterium Fidei
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(3 september 1965), die een uitgesproken theologisch karakter heeft, behandelt de leer van de Kerk, in het bijzonder van het concilie van Trente, over de heilige Eucharistie, en ze heeft een dogmatische en pastorale betekenis. De aanleiding tot het schrijven van deze encycliek is de ernstige pastorale bezorgdheid en ongerustheid van de Paus over bepaalde meningen, die door sommige theologen op dit gebied worden verkondigd, meningen, die de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie afzwakken, de gelovigen van de wijs brengen en bij dezen geen geringe verwarring veroorzaken omtrent geloofswaarheden.
De encycliek bestaat uit een inleiding en zeven hoofdstukken.
De bewijsvoering is opgebouwd uit een mozaïek van citaten uit de H. Schrift, de Kerkvaders, de vroegste christelijke literatuur, concilies, vooral uit het concilie van Trente.
Na een korte inleiding wacht de Paus niet lang met de opsomming van enkele verwarring stichtende meningen, ofschoon hij uitdrukkelijk de goede bedoelingen van de auteurs erkent (hoofdst. 1). In H. Paus Paulus VI - Encycliek
Mysterium Fidei
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(3 september 1965) zegt hij: "Men mag bijv. de waarde van de "gemeenschapsmis" niet zó overdrijven, dat men daardoor aan de waarde van de privé-missen te kort doet. Men mag ook niet eenzijdig de nadruk leggen op het aspect van het sacramentele teken, alsof met het symbolisch karakter, dat door iedereen als vaststaand wordt aangenomen voor de Eucharistie, reeds heel de manier van Christus' tegenwoordigheid in dit Sacrament ten volle zou zijn weergegeven. Evenmin mag men over het Geheim van de transsubstantiatie spreken zonder melding te maken van de wonderbare verandering van heel de substantie van het brood in het Lichaam en van heel de substantie van de wijn in het Bloed van Christus ... om enkel maar te spreken van wat men noemt "transsignificatie" (verandering van betekenis) en "transfinalisatie" (verandering van bestemming). Men mag tenslotte ook niet verkondigen, dat Christus in de geconsacreerde hosties, die na de viering van het Misoffer overblijven, niet meer tegenwoordig zou zijn."
De Euchatistie is een zeer groot geheim, ja zelfs bij uitstek het geheim van het geloof (hoofdstuk II). Dit geheim moeten wij benaderen in nederige onderwerping, niet steunend op menselijke redeneringen, die hier moeten zwijgen, maar in een onwrikbaar vasthouden aan de goddelijke Openbaring. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 15-16
"Het is echter niet voldoende", zo gaat de Paus verder, "dat men het geloof ongerept bewaart, men moet zich ook op de juiste manier uitdrukken om te voorkomen, dat door het gebruik van een ondoordachte terminologie onjuiste meningen kunnen ontstaan." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 23 Daarom moet men zich gewetensvol houden aan de uitdrukkingswijze, die de Kerk ... heeft vastgesteld; en niemand mag deze uitdrukkingswijze zo maar veranderen. "Het is ontoelaatbaar, dat iemand op eigen gezag zou gaan tornen aan de formuleringen waarmee het Concilie van Trente het Geheim van de Eucharistie te geloven heeft voorgehouden." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 24-25
In hoofdstuk III van de encycliek komt de heilige Vader uitvoerig terug op de privé-Mis. Hij wijst daarbij op het "publieke en sociale karakter van iedere Mis". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 32 "Iedere Mis, ook al wordt ze privé door de priester gecelebreerd, is toch geen privézaak, maar een akt van Christus en de Kerk.... want iedere Mis wordt gecelebreerd niet slechts voor het heil van enkelen, maar ook van de gehele wereld." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 32 De Paus besluit dit hoofdstuk met een aansporing aan de priesters om dagelijks de H. Mis op te dragen. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 33
De uiteenzetting omtrent het Offer der H. Mis voert de Paus dan vanzelf tot enkele opmerkingen met betrekking tot het Sacrament van de Eucharistie, want Offer en Sacrament zijn niet van elkander te scheiden. (hoofdst. IV) De tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie is een "werkelijke tegenwoordigheid, niet bij wijze van uitsluiting.... maar bij wijze van "uitnemendheid", omdat ze "substantieel" is, en hierdoor Christus, God en Mens, totaal en volledig tegenwoordig komt. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 39 Men verklaart dus deze tegenwoordigheid verkeerd, wanneer men haar slechts ziet als de alomtegenwoordige "pneumatische" natuur van het verheerlijkte Lichaam van Christus, of als men ze beperkt tot een symbolisme." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 39 "Ofschoon het symbolisme wel uitstekend geschikt is om de eigen uitwerking van dit Sacrament, de eenheid van het mystieke Lichaam, te doen begrijpen, verklaart en verduidelijkt het toch niet het wezen zelf van dit Sacrament." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 44 In dit verband citeert de Paus dan de leer van het concilie van Trente, "dat in de Eucharistie onze Heer Jezus Christus, waarlijk God en waarlijk mens, waarachtig, werkelijk en substantleel tegenwoordig is onder de gedaanten van die zichtbare dingen". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 45
Hierna gaat de Paus uitvoeriger in op de leer van de transsubstantiatie, waarbij logisch aansluit een uiteenzetting omtrent de eredienst van aanbidding aan de Eucharistie verschuldigd. (hoofdst. VI)
In het laatste hoofdstuk VII spoort de Paus de bisschoppen aan om het geloof in de Eucharistie te beschermen tegen alle verkeerde en gevaarlijke meningen. De gelovigen vermaant hij om, zo mogelijk, dagelijks actief aan de viering van de Mis deel te nemen en om ook in de loop van de dag eens het Allerheiligste te bezoeken. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 66 Aan het slot van de encycliek, waar Paulus VI zich tot de Kerken van het Oosten richt, constateert hij, dat de Kerken van het Oosten "hetzelfde geloof in de Eucharistie hebben, dat ook het onze is". "Moge uit het gemeenschappelijk geloof en de gemeenschappelijke verering van de Eucharistie een volmaakte eenheid van gemeenschap ontstaan en uitgroeien onder alle christenen." H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 75
Rondom deze encycliek ontstond een deining, die voor katholiek Nederland bijzonder pijnlijk was. Nauwelijks was de encycliek gepubliceerd, of aanstonds verschenen ongeveer alle Italiaanse kranten met vette koppen en lange artikelen, waarin bijna unaniem de mening werd geuit, dat de encycliek vooral gericht was tegen de katholieken van Nederland. Vrijwel eenstemmig wees de Italiaanse pers Nederland aan als het land, waaruit de door de Paus genoemde dwalingen afkomstig zouden zijn.
Het rechtse blad van Milaan Corriere Della Sera schreef op 12 september 1965: "De encycliek zegt de leek niet veel, maar kerkelijke kringen wisten aanstonds, voor wie ze bestemd is. Het zijn de hoofdfiguren van een ernstige theologische crisis, in wezen een geloofscrisis, die op geruchtmakende wijze is uitgebroken in Nederland, maar die zich ook in andere landen doet gevoelen... Alles wordt in Nederland in discussie gesteld." Het artikel eindigt: "In de overtuiging, dat de maat vol was, heeft Paulus VI H. Paus Paulus VI - Encycliek
Mysterium Fidei
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(3 september 1965) gepubliceerd."
Zonder blikken of blozen zei of suggereerde praktisch de gehele Italiaanse pers, dat in katholiek Nederland een schisma in wording was of feitelijk reeds bestond, en sommige kranten wisten zelfs reeds de namen te noemen van enkele "aspirant-scheurmakers" in Nederland.(Zie De Tijd van 23 september 1965) Het woord "schisma" of "ketterij" met betrekking tot Nederland viel meermalen in de Italiaanse pers.
Het gematigde Romeinse blad Il Messagero van 12 september 1965 zegt: "Het Nederlandse katholicisme is het meest anti-Romeinse, het meest anti-klerikale en het meest vooruitstrevende katholicisme in heel West-Europa." De centrum-linkse krant van Milaan Il Giorno noemt de encycliek zonder meer "gericht tegen een groep Nederlandse theologen". En het centrum-linkse blad La Stampa van Turijn heeft als kop boven een artikel van vier kolommen: "De Paus verwerpt in de encycliek dwalingen van Nederlandse theologen". Het neo-fascistische blad in Rome Il Tempo heeft zelfs vijf kolommen nodig, die als kop dragen: "Paulus VI veroordeelt in de encycliek dwalingen in de Kerk van Nederland".
De eenstemmigheid van de Italiaanse bladen was zo groot, dat ze moeilijk toevallig kon zijn. De inlichtingen, waarop deze kranten hun speculaties baseren, schijnen alle uit dezelfde hoek te komen. In dit verband is het merkwaardig, dat in verschillende van deze bladen verwezen wordt naar een sterk omstreden artikel, dat pater E. Schoenmaeckers s.j. publiceerde in het juni-nummer van het Engelse jezuietentijdschrift The Month: "De Kerk van Nederland maakt de ernstigste crisis van haar geschiedenis door sinds de tijd van de hervorming. Het kerkelijk gezag heeft geleden. Er is een nieuwe vloedgolf van bitterheid en onbehagen jegens Rome. De priester- en kloosterroepingen zijn gedaald beneden elke prognoses. Het ernstige gevaar bestaat, dat de communicaties tussen Rome en Nederland worden verbroken." ( Zie De Volkskrant van 13 september 1965, blz. 1; Limburgs Dagblad van 18 september 1965.)
Op 13 september 1965 verscheen reeds in het semi-officiële Vaticaanse dagblad L'Osservatore Romano een verklaring, waarin pertinent ontkend werd, dat de encycliek gericht zou zijn tegen de Nederlandse katholieken. L'Osservatore Romano schreef: "De woorden van de Paus zijn gericht tot alle zonen van de Kerk. Daarom kunnen ze niet worden geïnterpreteerd (zoals helaas reeds is gebeurd) als te zijn gericht tegen de geestelijkheid van dit of dat katholieke land. ... Evenmin veroordeelt de encycliek een feitelijke ketterij, omdat de indieners van de nieuwe ideeën niet met nadruk of met vasthoudendheid het dogma van de werkelijke aanwezigheid hebben ontkend." (Zie L'Oss. Rom. van 18 september 1965; zie de gedeeltelijke vertaling in De Tijd van 14 september 1965.) Ook zou een hooggeplaatst woordvoerder van het Vaticaan verklaard hebben, dat de encycliek niet speciaal bedoeld is voor de Nederlandse katholieken. De berichtgeving in Italiaanse kranten hierover werd door deze woordvoerder gebrandmerkt als "sensationalistische onverantwoordelijkheid van sommige bladen, die niet eens werkelijk katholiek zijn en in feite niets geven om de werkelijke betekenis van de pauselijke encycliek".(Zie De Nieuwe Limburger van 14 september 1965)
Kardinaal Alfrink heeft pas tijdens zijn reis naar het Concilie, in het vliegtuig van Milaan naar Rome, uit een Italiaanse krant kennis gekregen van de encycliek en was pijnlijk getroffen door het rumoer van da Italiaanse dagbladen. De Nijmeegse professor E. Schillebeeckx was van mening, dat twee vooraanstaande theologen in ons land de transsignificatie en de transfinalisatie aanhangen, maar zuiver in ontologische zin, m.a.w. dat brood en wijn door de consecratie een wezenlijk en werkelijk andere betekenis en een werkelijk andere bestemming krijgen Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 46. Deze theologen loochenen volstrekt niet de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie, maar zij gebruiken in eerste instantie vergelijkingen, die niet gelukkig en niet helemaal ondubbelzinnig zijn. Dit heeft geleid tot misvattingen bij de gelovigen en bij enkele zielzorgers, die zich vanaf de kansel hebben vergaloppeerd, doordat zij de nieuwe duidingen van het dogma niet hebben begrepen. (Interview met prof. Schillebeeckx: Limburgs Dagblad van 13 september 1965) Bovendien zijn de termen transsignificatie en transfinalisatie niet van Nederlandse oorsprong, maar werden reeds jaren geleden in Frankrijk gebruikt.
Kort na deze discussies van de beide theologen hebben de Nederlandse bisschoppen op 9 mei 1965 zich in een herderlijk schrijven tot hun gelovigen gericht. Hierin verklaarden de bisschoppen, dat het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie behoort tot ons christelijk erfgoed, dat nooit zal worden prijsgegeven.
"Als er in deze tijd", zo vervolgden de bisschoppen, "binnen de Kerk over de tegenwoordigheid des Heren onder de eucharistische gestalten wordt gediscussieerd, dan betreft deze discussie niet de vraag, of Hij werkelijk tegenwoordig is. Binnen de Kerk kan de discussie alleen gaan over de vraag, hoe men zich een nadere voorstelling van deze waarachtige tegenwoordigheid kan trachten te vormen. Wij menen, dat wij deze vraag naar de wijze van Christus' tegenwoordigheid ter vrije discussie mogen laten aan de theologen, zolang de verandering van brood en wijn in het Lichaam en Bloed des Heren en de waarachtigheid van zijn tegenwoordigheid in de eucharistische gestalten worden aanvaard. Maar tevens willen wij allen, die zich hiermee bezighouden, aansporen tot gelovige eerbied en wijze behoedzaamheid bij het omgaan met het geloofsgoed van de Kerk." ( Zie Gabriël Smit en Jan Rogier, Discussie in Nederland rond de Eucharistie: De Volkskrant van 18 september 1965.)
Hierop mocht kardinaal Alfrink een brief ontvangen van Paus Paulus VI, gedateerd 19 juli 1965, waarin de H. Vader de Nederlandse bisschoppen dankt en prijst en zijn "onuitsprekelijke vreugde" uitspreekt over hun waakzaamheid en wijsheld, waarmee zij alles in het werk stellen om te zorgen, dat de vroomheid van de gelovigen ongedeerd kan bloeien en hun geloof wordt beschermd tegen welke insluipende dwaling ook. En de Paus spoorde hen aan, de ingeslagen herderlijke weg met volharding te blijven volgen.
Het herderlijk schrijven van de bisschoppen had dus de volle instemming van de Paus. En omdat het niet aannemelijk is, dat dit nu anders is geworden, mag men veronderstellen, dat men de nieuwe encycliek in de geest van dit bisschoppelijk herderlijk schrijven mag interpreteren.
Op woensdag 15 september 1965 heeft kardinaal Alfrink bij gelegenheid van de opening van de nieuwe en laatste serie conferenties op het Nederlands Documentatie Centrum te Rome, in tegenwoordigheid van de Nederlandse bisschoppen, journalisten, periti en prominenten uit de gehele wereld een fel protest laten horen tegen de eenzijdige, negatieve, scheefgetrokken manier, waarop in de Italiaanse pers op bijna lasterlijke wijze over onze Nederlandse katholieke gemeenschap wordt gesproken. De kardinaal gaf toe, dat er tegenstellingen bestaan, "maar de generaliserende, halve waarheden brengende, eenzijdige, vaak foutieve en de gehele gemeenschap beschuldigende persberichten, die dan als kernpunt en als hoogtepunt het gevaar of min of meer de zekerheid van een aanstaand schisma aankondigen, geven van die Nederlandse katholieke gemeenschap een tekening, die niets minder is dan een karikatuur".
De kardinaal zei, "dat de gehechtheid aan de heilige Stoel in de Nederlandse katholieke gemeenschap zo diep wortel heeft geschoten, dat de gedachte aan een Nederlands schisma alleen maar buiten Nederland kan zijn ontstaan".
Voor een conclusie van onze beschouwing over de deining rondom de nieuwe encycliek moge ik mij aansluiten bij de mening van prof. E. Schillebeeckx. Door de publicaties van enkele theologen is er ongetwijfeld een zekere verwarring ontstaan. Die verwarring, alle goede en zeker orthodoxe meningen ten spijt, bestond niet in eerste aanleg bij het gewone kerkvolk, maar bij de theologisch belangstellenden en met name bij een deel der geestelijkheid. Daardoor zijn er stellig ontsporingen geweest in de prediking en het religieuze onderricht, waardoor die verwarring zich voortplantte op de gelovigen. En daarom kan niet ontkend worden, dat deze verwarring in Nederland en ook elders één der aanleidingen was voor de huidige encycliek.
Auteur: dr. M.H. Mulders C.ss.R.
Bron: Ecclesia Docens, Uitgeverij Gooi & Sticht
Publicatiedatum: 3 september 1965
Laatst bewerkt: 31 augustus 2013