De Internationale Theologische Commissie heeft de kwestie bestudeerd van het lot van ongedoopte kinderen, het principe voor ogen houdend van de “hiërarchie van waarheden” en andere theologische principes zoals Gods universele heilswil, het unieke en niet te overschrijden karakter van de bemiddeling van Christus, de sacramentaliteit van de Kerk binnen de heilsorde en de realiteit van de erfzonde. In de hedendaagse context van het cultureel relativisme en religieus pluralisme is het aantal ongedoopte kinderen aanzienlijk toegenomen, zodat het een noodzaak is na te denken over de mogelijkheid van heil voor deze kinderen. De Kerk is ervan bewust dat dit heil maar kan gerealiseerd worden in Christus, door de Geest. Maar de Kerk, als Moeder en Lerares, kan niet verzuimen na te denken over het lot van alle mensen, naar Gods beeld geschapen, in het bijzonder het lot van de zwakste leden van de mensenfamilie en die nog niet bekwaam zijn gebruik te maken van hun verstand en vrijheid.
Het is duidelijk dat de traditionele leer zich op dit punt geconcentreerd heeft op de theorie van het voorgeborchte, begrepen als een toestand waar zich de zielen bevinden van gestorven kinderen, aan de erfzonde onderworpen en zonder Doopsel, en dus het gelukzalige visioen niet verdienen maar ook niet aan straf onderworpen zijn omdat zij aan geen enkele persoonlijke zonde schuldig zijn. Deze theorie, die vanaf de middeleeuwen door theologen uitgewerkt werd, heeft nooit deel uitgemaakt van de dogmatische bepalingen van het leergezag, zelfs indien ditzelfde leergezag deze theorie tot aan Vaticanum II soms in haar leer vermeld heeft. Het blijft dus een mogelijke theologische hypothese. In de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) wordt de theorie van het voorgeborchte echter niet vermeld. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) leert daarentegen dat kinderen die zonder Doopsel sterven, door de Kerk toevertrouwd worden aan Gods barmhartigheid, wat blijkt uit de specifieke ritus voor de begrafenis van dergelijke kinderen. Het principe volgens hetwelk God het heil van elke mens verlangt, wekt de hoop dat er een weg van heil kan zijn voor kinderen die zonder Doopsel sterven Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1261 en dus ook voor de theologische wenselijkheid om een coherente en logische samenhang te vinden tussen de verschillende verklaringen van het katholieke geloof: de universele heilswil van God; de uniciteit van de bemiddeling van Christus; de noodzaak van het Doopsel voor het heil, de universele werking van de genade in verband met de sacramenten; de band tussen erfzonde en beroving van het gelukzalig visioen; de schepping van de mens “in Christus”.
Het besluit van deze studie is dat er theologische en liturgische redenen zijn om te hopen dat kinderen die zonder Doopsel sterven kunnen gered en tot de eeuwige zaligheid gebracht worden, zelfs wanneer hierover geen enkele expliciete leer te vinden is in de Openbaring. Nochtans kan geen enkele beschouwing uit deze tekst om een nieuwe benadering van de kwestie te rechtvaardigen, gebruikt worden om de noodzaak van het Doopsel te ontkennen, noch om de toediening van dit sacramenten uit te stellen. Het zijn veeleer redenen om te hopen dat God deze kinderen zal willen redden, juist omdat het niet mogelijk geweest is voor hen te doen wat hoogst wenselijk was: hen dopen in het geloof van de Kerk en hen zichtbaar in te lijven in het Lichaam van Christus.
Vert. Sorores Christi
Zie ook:
Publicatiedatum: 23 april 2007
Laatst bewerkt: 11 september 2017