|
Inleiding |
HOOFDSTUK 1 |
De vrijheid volgens de Katholieke leer |
ARTIKEL 1 |
De fysieke vrijheid |
PARAGRAAF 1 |
Het bestaan, de grond van de fysieke vrijheid. Zij is altijd door de Kerk geleerd en verdedigd |
PARAGRAAF 2 |
Het wezen en het voorwerp van de fysieke vrijheid |
PARAGRAAF 3 |
De fysieke vrijheid kan misbruikt worden tot zonde. Dit is een onvolmaaktheid ervan. Deze onvolmaaktheid behoort niet tot het wezen van de vrijheid. Misbruik van de vrijheid is slavernij. |
ARTIKEL 2 |
De morele vrijheid |
|
Om de mogelijkheid van misbruik moet de vrijheid geholpen en beschermd worden Daartoe is nodig de wet. Juist omdat hij fysiek vrij is, heeft de mens een wet nodig |
PARAGRAAF 1 |
Voor het persoonlijk gedrag van het individu |
SUBPARAGRAAF 1 |
Voor ieder mens afzonderlijk is gegeven de natuurwet. Deze heeft haar wetskracht van God. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Bij die wet kreeg de mens de goddelijke genade. Deze vermindert de vrijheid niet. |
PARAGRAAF 2 |
Voor de maatschappij is nodig de menselijke wet |
SUBPARAGRAAF 1 |
Sommige menselijke wetten zijn feitelijk rechtstreekse voorschriften van de natuurwet. Dan ontlenen zij haar kracht aan de natuurwet en de eeuwige wet. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Andere menselijke wetten zijn geen rechtstreekse voorschriften van de natuurwet. Zij moeten er zich bij aansluiten. |
SUBPARAGRAAF 3 |
Waarin de ware vrijheid in de maatschappij niet, waarin zij wel bestaat, en waar de kracht van iedere ware wet in gelegen is. |
ARTIKEL 3 |
De Kerk heeft de ware vrijheid altijd geleerd en bevorderd, en heeft daardoor veel gedaan voor de beschaving |
HOOFDSTUK 2 |
De grote dwaling omtrent de vrijheid: het liberalisme |
PARAGRAAF 1 |
Het meest verregaande liberalisme |
SUBPARAGRAAF 1 |
Uiteenzetting ervan: Zijn hoofdbeginsel: de absolute menselijke soevereiniteit. De onafhankelijke moraal. Gevolgtrekkingen voor het maatschappelijk gebied. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Weerlegging van dit ultra-liberalisme, uit de verhouding van Schepper en schepsel, uit de verderfelijke gevolgen voor individu en maatschappij, uit de dagelijkse ondervinding. |
PARAGRAAF 2 |
De tussensoort van liberalisme |
SUBPARAGRAAF 1 |
Uiteenzetting ervan: Erkenning van de natuurwet, maar ontkenning van de geopenbaarde zedenwet. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Weerlegging van dit middensoort van liberalisme. Het lijdt aan gebrek aan consequentie. Men moet alle wetten van God eerbiedigen. De geopenbaarde wetten hebben dezelfde oorsprong als de natuurwet. |
PARAGRAAF 3 |
Het enigszins gematigd liberalisme |
SUBPARAGRAAF 1 |
Uiteenzetting ervan: Erkenning van Gods geopenbaarde wetten in het bijzonder leven; ontkenning in het staatsleven; scheiding van Kerk en staat. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Weerlegging van dit liberalisme, uit het doel van de maatschappij, uit de plicht van de overheden, uit de ongerijmdheid van de scheiding van Kerk en staat. |
HOOFDSTUK 3 |
De moderne vrijheden in het bijzonder |
PARAGRAAF 1 |
De vrijheid van eredienst |
SUBPARAGRAAF 1 |
Beschouwd in het individu: De grondslag van deze zgn. vrijheid. |
SUBPARAGRAAF 2 |
Beschouwd in de staat: Welke eisen deze vrijheid dan stelt |
PARAGRAAF 2 |
De absolute vrijheid van woord en van drukpers |
PARAGRAAF 3 |
De vrijheid van onderricht. Deze is te verwerpen want: Het onderricht mag alleen waarheid leren. Het moet de natuurlijke waarheden eerbiedigen. Evenzeer de bovennatuurlijke waarheden. Deze leert de Kerk met onfeilbaar gezag. |
PARAGRAAF 4 |
De vrijheid van het geweten. De valse is te verwerpen.De ware vrijheid van geweten eist de Kerk op, en dit is geen opstandigheid. Liberalisme weigert deze vrijheid aan de Kerk, en beschuldigt haar vals. |
HOOFDSTUK 4 |
Het tolereren van de moderne vrijheden |
PARAGRAAF 1 |
Het ideaal van de Kerk |
PARAGRAAF 2 |
Uit moederlijke goedheid tolereert de Kerk sommige dingen |
PARAGRAAF 3 |
God zelf tolereert ook veel kwaad |
PARAGRAAF 4 |
Tolereren is geen goedkeuren |
PARAGRAAF 5 |
Hoever het tolereren slechts mag gaan |
PARAGRAAF 6 |
Het liberalisme gaat veel te ver en is intolerant tegenover de Kerk |
HOOFDSTUK 5 |
Besluit |
PARAGRAAF 1 |
Recapitulatie |
SUBPARAGRAAF 1 |
Het hoofdbeginsel |
SUBPARAGRAAF 2 |
Het ergste liberalisme |
SUBPARAGRAAF 3 |
Het daaraan grenzend liberalisme met de scheiding van Kerk en staat |
SUBPARAGRAAF 4 |
Twee opvattingen omtrent deze scheiding |
SUBPARAGRAAF 5 |
De aanpassing van de Kerk aan de moderne ideeën |
PARAGRAAF 2 |
Conclusies |
SUBPARAGRAAF 1 |
Wat men volstrekt niet mag houden |
SUBPARAGRAAF 2 |
Wat en in hoeverre men mag tolereren |
PARAGRAAF 3 |
Enkele andere opmerkingen |
SUBPARAGRAAF 1 |
Wat te doen bij tirannie |
SUBPARAGRAAF 2 |
Kerk en regeringsvorm |
SUBPARAGRAAF 3 |
Deelname aan het politieke leven |
SUBPARAGRAAF 4 |
Gerechtigd nationalisme |
PARAGRAAF 4 |
Slot |