EERSTE HOOFDSTUK |
Het mysterie van de Kerk |
I |
Doel en opportuniteit van de Constitutie |
II |
De Kerk in het heilsplan van de Vader |
III |
De Kerk als het werk van de Zoon |
IV |
De Kerk geheiligd door de Geest |
V |
De Kerk, kiem en begin van het Koninkrijk Gods op aarde |
VI |
Het wezen van de Kerk, verduidelijkt in beelden |
VII |
De Kerk, het Lichaam van Christus |
VIII |
Het leven van de Kerk op aarde |
TWEEDE HOOFDSTUK |
Het Volk Gods |
I |
De Kerk, het Messiaanse volk en het nieuwe Israël |
II |
De Kerk als een priesterlijke gemeenschap |
III |
Het sacramentele leven |
IV |
De Kerk als profetische gemeenschap |
V |
Katholiciteit en eenheid |
VI |
De noodzakelijkheid van de Kerk en het volwaardig lidmaatschap |
VII |
Verbondenheid van de Kerk met de niet katholieke Christenen |
VIII |
De niet-christenen en hun weg naar het heil |
IX |
De missionaire prediking van de Kerk |
DERDE HOOFDSTUK |
De hiërarchische structuur van de Kerk, en in het bijzonder het Episcopaat |
I |
Doel van dit hoofdstuk |
II |
De zending van de twaalf |
III |
De bisschoppen, de opvolgers van de Apostelen |
IV |
De sacramentaliteit van het episcopaat |
V |
Het collegiaal karakter van de orde der bisschoppen |
VI |
De betrekkingen van de bisschoppen onderling en met de universele Kerk |
VII |
De bisschoppelijke taak als dienstbetoon |
VIII |
De onderwijzende functie van de bisschoppen |
IX |
De heiligende functie van de bisschoppen |
X |
De besturende functie van de bisschoppen |
XI |
Het ministerie van de priesters en hun verhouding tot de bisschop, de medepriesters en het Christenvolk |
XII |
De functie van diakens |
VIERDE HOOFDSTUK |
De leken |
I |
De leken als een eigen stand in de Kerk |
II |
Het eigen kenmerk en de eigen taak van de leken |
III |
De eenheid van Gods volk in verscheidenheid |
IV |
Het apostolaat van de leken in zijn verschillende vormen |
V |
De leken deelachtig aan de priesterlijke taak van Christus |
VI |
De leken deelachtig aan de profetische taak van Christus |
VII |
De leken deelachtig aan de koninklijke taak van Christus |
VIII |
De verhouding tussen de leken en de herders van de Kerk |
IX |
De leek als getuige |
VIJFDE HOOFDSTUK |
De algemene roeping tot heiligheid in de Kerk |
I |
De heiligheid in de Kerk en de verschillende uitingen ervan |
II |
De heiligheid, door alle gelovigen te beleven |
III |
De beoefening van de heiligheid in alle rangen van de Kerk |
IV |
De wegen en de middelen tot heiligheid |
ZESDE HOOFDSTUK |
De religieuzen |
I |
De plaats van de religieuze staat in de kerk |
II |
De inhoud en het getuigenis van de religieuze geloften |
III |
De taak van de Kerk ten opzichte van de religieuzen |
IV |
Het religieuze leven als navolging van Christus |
V |
Aansporing |
ZEVENDE HOOFDSTUK |
Het eschatologische karakter van de Kerk op aardse pelgrimstocht en haar eenheid met de hemelse Kerk |
I |
De eschatologische situatie van de Christen |
II |
De gemeenschap van de heiligen |
III |
Het gebed voor de overledenen en de verering van de heiligen |
IV |
De ware heiligenverering |
ACHTSTE HOOFDSTUK |
De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria in het geheim van Christus en de Kerk |
I |
Inleiding |
A |
Maria het verhevenste lid van de Kerk |
B |
De bedoeling van dit hoofdstuk |
II |
De functie van de heilige Maagd in de heilsorde |
A |
De Moeder van de Verlosser in het Oude Testament |
B |
Maria bij de boodschap van de engel |
C |
Maria in het verborgen leven van Jezus |
D |
Maria in het openbaar leven van Jezus en onder het kruis |
E |
Maria in haar verheerlijking |
III |
De heilige Maagd en de Kerk |
A |
Maria's moederlijke functie en het middelaarschap van Christus |
B |
Maria's deelname aan het verlossingswerk |
C |
De aard van Maria's moederlijke functie |
D |
Maria het beeld van de Kerk |
E |
Maria's deugden, het voorbeeld van de Kerk |
IV |
De verering van de heilige Maagd in de Kerk |
A |
De ontwikkeling en de vruchten van de Mariaverering |
B |
Pastorale wenken voor de theologie, de prediking en de Mariaverering |
V |
Maria, een teken van vaste hoop en van troost voor het volk Gods op pelgrimstocht |