
H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 1992
Bovendien is er een andere dreiging voor de vrede die om zich heen grijpt in de wereld die steeds ernstiger wordt: vele personen, ja, zelfs gehele bevolkingsgroepen leven in omstandigheden van extreme armoede. De ongelijkheid tussen rijken en armen is groter geworden, ook in de economisch meer ontwikkelde landen. Dit probleem van de mensheid omdat de omstandigheden waarin een groot aantal mensen verkeert dusdanig zijn, dat ze een bedreiging vormen voor de oorspronkelijke waardigheid en dientengevolge de authentieke en evenwichtige ontwikkeling van de mondiale gemeenschap in gevaar brengen.
In talloze landen van de wereld komt deze werkelijkheid in al zijn ernst naar voren: zowel in Europa als in Afrika, Azië en Amerika. De sociale en economische problemen waarmee gelovigen en mensen van goede wil te maken hebben in verschillende regio’s zijn niet gering. Armoede en ellende, sociale ongelijkheid en soms gelegaliseerde onrechtvaardigheden, onderlinge conflicten en onderdrukkende regimes doen een beroep op het geweten van gehele bevolkinggroepen in ieder deel van de wereld.
De in oktober te Santo Domingo gehouden conferentie van het Latijns-Amerikaanse episcopaat heeft aandachtig gekeken naar de huidige situatie in Latijns-Amerika. Toen het de noodzaak van de plicht tot de nieuwe evangelisatie opnieuw voorhield aan de christenen, heeft het de gelovigen en alle mensen die de gerechtigheid en het goede liefhebben, op indringende wijze uitgenodigd de zaak van de mens te dienen, zonder voorbij te gaan aan ook maar een van zijn meest essentiële behoeften. De bisschoppen hebben herinnerd aan de grote opdracht waarin alle inspanningen zich moeten bundelen: de verdediging van de waardigheid van de menselijke persoon, de plicht tot een gelijke verdeling van de goederen, de bevordering op een harmonisch en solidaire wijze van een samenleving waarin eenieder zich aanvaard en bemind weet. Dit zijn, zoals men ziet, de noodzakelijke voorwaarden om de ware vrede op te bouwen.
‘Vrede’ wil immers veel meer zeggen dan alleen maar afwezigheid van oorlog; het vereist, als noodzakelijke voorwaarde, het authentiek respect voor de waardigheid en de rechten van de menselijke persoon, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om zich volledig te kunnen ontwikkelen. Het uitbuiten van de zwakken, de zorgwekkende hoeveelheid ellende, de sociale ongelijkheid vormen evenzovele obstakels en hinderpalen voor de verwezenlijking van blijvende voorwaarden voor een authentieke vrede.
Armoede en vrede: ik wil allen aan het begin van het nieuwe jaar uitnodigen tot een gezamenlijke overweging van de talrijke verbanden zoals die bestaan tussen deze twee werkelijkheden.
In het bijzonder wil ik aandacht vragen voor de bedreiging van de vrede als gevolg van de armoede, vooral wanneer deze werkelijk uitloopt op grote ellende. Miljoenen kinderen, vrouwen en mannen lijden dagelijks honger, leven in onzekerheid, bevinden zich aan de uiterste rand van de samenleving. Dergelijke omstandigheden zij neen ernstige bedreiging voor de menselijke waardigheid en bevorderen de sociale instabiliteit.
Op dit ogenblik is er een andere situatie die bron is van armoede en grote ellende, namelijk die van oorlog tussen naties en van conflicten in landen zelf. Ten aanzien van de tragische feiten die, tot op de dag van vandaag, vooral om etnische redenen op verschillende plaatsen in de wereld tot bloedvergieten leiden, is het passend datgene in herinnering te roepen wat is gezegd in de boodschap voor de internationale dag voor de vrede van 1981, getiteld: H. Paus Johannes Paulus II - Boodschap
Respecteer de vrijheid om de vrede te dienen
Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1981 (8 december 1980). Daarin benadrukte ik, dat de noodzakelijke voorwaarde voor de opbouw van een echte vrede is het respect voor de vrijheid en de rechten van de andere individuen en gemeenschappen. Men bereikt vrede door de vrijheid van volkeren te bevorderen in een wereld van vrijheid. Daarom behoudt de oproep die ik toen deed zijn volle actualiteit:
“Het respect voor de vrijheid van de volkeren en van de naties is een onmisbaar bestanddeel van de vrede. Steeds opnieuw zijn oorlogen uitgebroken en heeft verwoesting volkeren en gehele culturen getroffen, omdat de soevereiniteit van een volk of van een natie niet werd gerespecteerd. Alle continenten zijn samen getuigen geweest van slachtoffers van oorlogen en van broedertwisten, als gevolg van de poging van een natie om de autonomie van een andere natie te beperken” H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1981, Respecteer de vrijheid om de vrede te dienen (8 dec 1980), 8.
En ik voegde daar nog aan toe:
“Zonder de wil om de vrijheid van ieder volk, van iedere natie of cultuur te respecteren, en zonder een algehele consensus op dit gebied, zal het moeilijk zijn om de voorwaarden voor vrede te scheppen... Dit veronderstelt van de zijde van iedere natie en van de regeringen een bewuste en publieke inzet om af te zien van aanspraken en plannen die schadelijk zijn voor andere naties; met andere woorden betekent dit de weigering om welke leer ook van nationale of culturele overheersing te onderschrijven”. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1981, Respecteer de vrijheid om de vrede te dienen (8 dec 1980), 9.
Men kan zich gemakkelijk voorstellen welk consequenties een dergelijke inzet heeft voor de economische betrekkingen tussen de staten. Iedere verleiding van economische overheersing van andere naties weerstaan betekent, dat men weigert een politiek te volgen die voornamelijk bepaald wordt door het criterium van winst, en daarom sterk wordt geleid, in plaats van het criterium van de solidariteit met alle volkeren en speciaal met de armsten.
Het ‘recht op ontwikkeling’ van de armste landen verplicht de ontwikkelde landen om hen te hulp te komen. Het Tweede Vaticaans Concilie zegt hierover het volgende: “Overigens komt aan allen het recht toe om dat deel van al die goederen te hebben dat voldoende is voor henzelf en hun gezin... de mensen (zijn) verplicht... de armen te ondersteunen en niet alleen uit hun eigen overvloed” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 69. Duidelijk is de vermaning van de kerk, getrouwe echo van de stem van Christus: de goederen van de aarde zijn bestemd voor de gehele menselijke familie en kunnen niet gereserveerd worden voor het exclusief welzijn van enkelen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 31.37.
In het belang van de mens, en dus ook van de vrede, is het daarom dringend gewenst, dat de nodige correcties worden aangebracht in de economische mechanismen, zodat die in staat zijn een rechtvaardiger en gelijker verdeling van de goederen te verzekeren. Alleen het marktmechanisme is niet voldoende om dit te bereiken; het is nodig dat samenlevingen de verantwoordelijkheid op zich neemt Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 48 om de inspanningen, die dikwijls al aanzienlijk zijn, te vergroten, om de oorzaken van de armoede met hun tragische gevolgen op te heffen. Geen enkel land is in staat om een dergelijke onderneming alléén tot een goed einde te brengen. Met name hiervoor is het noodzakelijk om samen te werken, met een solidariteit die noodzakelijk is in een wereld die alsmaar kleiner is geworden. Toestaan dat situaties van extreme armoede alsmaar voortduren leidt tot het scheppen van sociale verbanden die steeds meer blootgesteld zijn aan de dreiging van geweld en conflicten.
Ieder individu en iedere groepering heeft het recht op een bestaan waarin voorzien kan worden in persoonlijke behoeften en in die van het gezin, en om te kunnen delen in het leven en de vooruitgang van de gemeenschap waartoe men behoort. Als een dergelijk recht niet wordt erkend, zullen de betrokkenen gemakkelijk op een harde wijze reageren, aangezien zij zich slachtoffer voelen van een structuur die en niet aanvaardt. Dit geldt heel in het bijzonder voor de jongeren die, beroofd van een juiste opleiding en van de toegang tot werk, voor het merendeel worden blootgesteld aan het gevaar van marginalisatie en uitbuiting. Het probleem van de werkeloosheid, speciaal van de jongeren, in geheel de wereld is aan iedereen bekend, met als gevolg daarvan de verarming van een steeds groter aantal individuele personen en van gehele gezinnen. De werkeloosheid is overigen dikwijls het tragische gevolg van de verwoesting van de economische infrastructuur van een land dat door oorlog en interne conflicten is gekweld.
Ik wil hier kort enkele problemen noemen die zeer verontrustend zijn en die de armen kwellen en die dus ook de vrede bedreigen.
Op de eerste laats is er het probleem van de buitenlandse schuld, die voor enkele landen en voor de minderbedeelde sociale lagen van de bevolking ervan, nog steeds een ondraaglijke last vormt, ondanks de inspanningen van de internationale gemeenschap, van regeringen en van financiële instellingen om hier verlichting te brengen. Zijn het niet vooral de armere sectoren van genoemde landen die de grootste last van de aflossing moeten dragen? Een dergelijk situatie van onrechtvaardigheid kan gemakkelijk leiden tot wrok, tot frustratie en tenslotte tot wanhoop. Dikwijls delen de regeringen het wijdverbreide ongenoegen van hun volk, en dat heeft vervolgens zijn weerslag op de betrekkingen met de andere staten. Wellicht is het moment gekomen om opnieuw het probleem van de buitenlandse schuld met nodige prioriteit te bestuderen. De voorwaarden voor volledige of gedeeltelijke aflossing dienen zo herzien te worden, dat definitieve oplossingen gezocht worden die in staat zijn om de zware sociale gevolgen van de bezuinigingsprogramma’s weg te nemen. Verder is het nodig maatregelen te treffen ten aanzien van de oorzaken van de schuld, door de hulpverlening te verbinden aan de verplichting van de kant van de regeringen om overdreven en nutteloze uitgaven te verminderen – waarbij vooral is te denken aan de uitgaven voor bewapening – en om te garanderen dat de geboden hulp daadwerkelijk de meest behoeftige delen van de bevolking bereikt.
Een tweede brandend probleem is die van de verdovende middelen: welk verband is er met geweld en criminaliteit is tragisch genoeg aan iedereen bekend. Ook is aan iedereen bekend, dat in bepaalde regio’s in de wereld, onder druk van de handelaren in verdovende middelen, met name de armste bevolkingsgroepen de planten produceren welke bestemd zijn voor de productie. De beloofde weelderige opbrengst – welke overigens slechts een miniem deel uitmaakt van de werkelijke winst van een dergelijke onderneming – vormen een moeilijk te weerstane verleiding, mede gezien het feit dat de opbrengst van de traditionele landbouw beslist ontoereikend is. Het voornaamste dat gedaan moet worden is, de landbouwers de nodige middelen te verschaffen, zodat zij in staat zijn deze situatie te overwinnen en hun armoede kunnen overwinnen.
Een ander probleem komt voort uit de ernstige economische moeilijkheden in bepaalde landen. Hierdoor is een massale stroom migranten naar rijkere landen op gang gebracht, waar vervolgens spanningen ontstaan die het sociale verband te verstoren. Om het geweld als gevolg van vreemdelingenhaat het hoofd te bieden, is het niet voldoende alleen maar noodmaatregelen te treffen, maar dient vooral ingegaan te worden op de oorzaken ervan, waarbij men met nieuwe vormen van solidariteit tussen de naties de vooruitgang en de ontwikkeling van de landen van herkomst van de migranten dient te bevorderen.
De ellende is dus een bedrieglijke maar reële bedreiging van de vrede: omdat daardoor de waardigheid van de mens wordt verwoest, ontstaat een ernstige bedreiging van de waarde van het leven en wordt de vreedzame ontwikkeling van de samenleving in het hart getroffen.
Hoewel toegegeven moet worden dat internationale en humanitaire organisaties veel doen om tegemoet te komen aan het tragische lot van de slachtoffers van geweld, voel ik mij toch verplicht alle mensen van goede wil op te roepen om de inspanningen te intensiveren. In enkele gevallen hangt het lot van de vluchtelingen immers af van de welwillendheid van bevolkingsgroepen die hen ontvangen en die op hun beurt ook arm zijn, zo niet nog armer dan zijzelf. Het is alleen met behulp van de belangstelling en de medewerking van de internationale gemeenschap dat bevredigende oplossingen gevonden kunnen worden.
Na zoveel nutteloze bloedbaden is het van fundamenteel belang te erkennen, eens en voor altijd, dat de oorlog nooit het welzijn van de menselijke gemeenschap dient, dat het geweld verwoesting brengt en nooit iets opbouwt, dat de wonden die erdoor veroorzaakt zijn lang blijven bloeden en dat uiteindelijk door de conflicten de toch al trieste omstandigheden van de armen verslechteren en nieuwe vormen van armoede worden geschapen. Het droeve schouwspel van ellende veroorzaakt door oorlogen speelt zich af voor de ogen van de publieke opinie van geheel de wereld. De afschuwwekkende beelden welke ook onlangs verspreid werden door de sociale communicatiemiddelen, mogen tenminste een ernstige vermaning zijn aan allen – individuen, groeperingen en staten – en benadrukken dat het geld niet besteed moet worden aan oorlog, noch moeten worden aangewend om te verwoesten of te doden, maar om de waardigheid van de mens te beschermen, om het leven te verbeteren en om een samenleving op te bouwen, die een authentieke openheid, vrijheid en solidariteit kent.
Het evangelie nodigt de gelovigen uit om geen rijkdommen op te stapelen in deze vergankelijke wereld. “Verzamelt u geen schatten op aarde, waar ze door mot en worm vergaan en waar dieven inbreken om te stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel” (Mt. 6, 19-20). Dit is een plicht, eigen aan de christelijke roeping, en die niet verschilt van die om te werken aan de opheffing van de armoede; het is zelfs een efficiënt middel om te slagen in deze onderneming.
De evangelische armoede is zeker anders dan de economische en sociale. Deze laatste heeft meelijwekkende en dramatische karakteristieken, omdat het wordt ervaren als met geweld opgelegd, terwijl de evangelische armoede een vrije keuze van de persoon is die zo wil beantwoorden aan de vermaning van Christus: “Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit” (Lc. 14, 33).
Deze armoede wordt tot een bron van vrede, want daardoor kan de persoon een juiste verhouding aangaan met God, met de anderen en met het geschapenen. Wie zijn leven plaatst in dit perspectief wordt getuige van de absolute afhankelijkheid van de mensheid van God die alle schepselen bemint, en zo worden de materiële goederen gezien als wat ze werkelijk zijn: een gave van God voor het welzijn van anderen.
De evangelische armoede is een werkelijkheid die degenen die haar aanvaarden verandert. Zij kunnen niet onverschillig blijven ten aanzien van het lijden van de armen; integendeel, zij voelen zich gedreven te delen in de voorkeursliefde die God voor hen heeft Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 42. Deze armen naar het evangelie zijn bereid hun goederen en zichzelf weg te schenken opdat anderen kunnen leven. Hun enig verlangen is om in vrede te leven met allen door de gave van de vrede van Jezus aan de anderen aan te bieden Vgl. Joh. 14, 27
.
De goddelijke Meester heeft met zijn leven en met zijn woorden de vereiste karakteristieken van deze armoede die leidt tot ware vrijheid, onderwezen. “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen” (Fil. 2, 6-7). Hij werd in armoede geboren; als kind was hij gedwongen in ballingschap te gaan met zijn familie om aan de wreedheid van Herodes te ontsnappen Vgl. Mt. 2, 13-15 . Hij leefde als iemand die niets heeft “waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten” (Mt. 8, 20). Hij werd bespot als “gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars” (Mt. 11, 19) en Hij onderging het vonnis dat was bestemd voor criminelen. Hij noemde de armen zalig en Hij verzekerde dat voor hen het Rijk der hemelen is weggelegd Vgl. Lc. 6, 20 . Hij herinnerde de rijken eraan, dat het bedrog van de rijkdom het Woord verstikt Vgl. Mt. 13, 22 en dat het voor hen moeilijk is het Koninkrijk Gods binnen te gaan Vgl. Mc. 10, 25 .
Het voorbeeld van Christus is, niet minder dan zijn woorden, norm voor de christenen. Allen zonder onderscheid weten wij, dat op de dag van het eindoordeel wij zullen worden geoordeeld naar onze concrete liefde voor de naasten. Zelfs zullen velen op die dag ontdekken, dat zij in de beoefening van de concrete liefde Christus zelf hebben ontmoet, ook al herkenden zij Hem eerst niet expliciet Vgl. Mt. 25, 35-37 .
“Wie de vrede zoekt, komt tegemoet aan de armen!”. Mogen de rijken en de armen elkaar zien als broers en zusters, dat zij hun rijkdommen met elkaar delen, als kinderen van de ene God die allen bemint, die het welzijn van allen verlangt en die aan allen het geschenk van de vrede aanbiedt!
Vaticaanstad, 8 december 1992
Paus Johannes Paulus II