H. Paus Johannes Paulus II - 2 oktober 1979
Dat waren de eerste woorden die Jezus tot de apostelen sprak in Zijn verrijzenis. Met deze woorden bracht de opgestane Heer de vrede terug in hun harten, toen zij nog in een shocktoestand verkeerden na die eerste verschrikkelijke ervaring van Goede Vrijdag. Hedenavond herhaal ik in de Naam van Onze Heer Jezus Christus uit kracht van Zijn Geest, temidden van een wereld die zich grote zorgen maakt om haar eigen bestaan, deze woorden tot U, omdat het woorden van leven zijn: “Vrede zij met U.”
Jezus heeft ons niet slechts de vrede geschonken. Hij heeft ons Zijn vrede en Zijn gerechtigheid geschonken. Hij is vrede en gerechtigheid. Hij wordt onze vrede en onze gerechtigheid.
Wat betekent dit? Dit betekent, dat Jezus Christus – Gods Zoon die mens geworden is, de volmaakte mens – in Zichzelf de onvergelijkbare waardigheid die God vanaf het begin aan de mens wil geven, vervolmaakt, herstelt en openbaar maakt. Hij verwerkelijkt in Zichzelf dat waartoe de mens geroepen is: hij die volledig verzoend is met de Vader, geheel één in Hem, geheel overgegeven aan de anderen. Jezus Christus is de levende vrede, de levende gerechtigheid.
Jezus Christus laat ons delen in wat Hij is. Door Zijn menswording heeft Gods Zoon Zich in zekere zin met ieder menselijk wezen verbonden. Hij heeft ons in ons innerlijke wezen herschapen; Hij heeft ons in ons innerlijke wezen met God verzoend, Hij heeft ons met onszelf verzoend, Hij heeft ons met onze broeders en zusters verzoend: Hij is ónze vrede.
Gods gerechtigheid en vrede willen immers vrucht dragen in menselijke werken van gerechtigheid en vrede, en wel op alle gebieden van het hedendaagse leven. Wanneer wij, christenen, Jezus Christus tot het middelpunt van ons gevoelen en denken maken, keren wij ons niet af van de mensen en hun noden. Wij worden integendeel opgenomen in de eeuwige beweging van Gods liefde die ons tegemoet treedt; wij worden opgenomen in de beweging van de Zoon die onder ons is gekomen en een der onzen is geworden; wij worden opgenomen in de beweging van de heilige Geest, die de armen opzoekt, die de harten der verwarden rust schenkt, die verwonde harten verbindt, verkilde harten verwarmt en ons de volheid van Zijn gaven schenkt. De reden waarom de mens voor de Kerk de eerste weg is, is daarin gelegen, dat de Kerk in de voetstappen van Jezus treedt: Jezus heeft haar deze weg getoond. Deze weg leidt onveranderlijk door het geheim van de menswording en de verlossing; hij leidt van Christus tot de mens. De Kerk ziet de wereld door de ogen van Christus; Jezus is de oorsprong van haar zorg voor de mens. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 13-18
De door het Evangelie geïnspireerde sociale theorie en praktijk moeten steeds worden gekenmerkt door een bijzondere gevoeligheid tegenover hen, die zich in de grootste nood bevinden, tegenover de armsten, tegenover degenen, die lijden onder alle lichamelijke, geestelijke en morele kwalen die de mensheid beroeren, inclusief honger, miskenning, werkloosheid en wanhoop. Overal in de wereld zijn er talloze arme mensen van dit soort. Velen van hen bevinden zich in Uw midden. Bij talloze gelegenheden heeft Uw natie een welverdiende reputatie verworven van zoveel publieke als private edelmoedigheid. Blijft deze traditie trouw bewaren, zoals strookt met Uw geweldige mogelijkheden en Uw huidige verantwoordelijkheid. Het net van liefdadigheidswerken dat de Kerk hier kon opbouwen, is een waardevol middel voor de krachtdadige mobilisering van grootste initiatieven met het doel om voor noodsituaties die zowel hier als in andere landen steeds weer voorkomen, hulp te bieden. Zet U zich met kracht ervoor in, dat deze vorm van hulpverlening zijn onvervangbare karakter blijft behouden van een broederlijke en persoonlijke ontmoeting met hen die in nood zijn; herstel zodanig dit karakter, ondanks alle tegenwerkende elementen. Deze hulp moet de vrijheid en de waardigheid van hen die deze hulp ten deel valt, hoogachten en een middel zijn tot gewetensvorming van hen die de hulp bieden.
Katholieken van de Verenigde Staten! Terwijl U Uw eigen wettige instellingen ontwikkelt, neemt U ook deel aan de zaken van de natie binnen het kader van instituties en organisaties die voortkomen uit de gemeenschappelijke geschiedenis van de natie en van Uw gemeenschappelijke activiteiten. Dat doet U hand in hand met Uw medeburgers van alle geloven en godsdiensten. Bij al deze inspanningen is van wezenlijk belang Uw eenheid onder leiding van de bisschoppen, wanneer de waarheid van de mens zijn waardigheid en zijn onvervreemdbare rechten, verdiept, verkondigd en daadwerkelijk bevorderd willen worden; een waarheid die de Kerk in de Openbaring ontvangt en in haar sociale leer in het licht van het Evangelie onophoudelijk ontplooit. Deze overtuigingen die allen delen, zijn echter geen kant-en-klaar-model voor de maatschappij Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 42. Het behoort vooral tot de taak van de leken ze in de praktijk in concrete plannen om te zeggen, prioriteiten te stellen en modellen te ontwikkelen die geschikt zijn het echte welzijn van de mensen te bevorderen. De pastorale constitutie van het Tweede Vaticaans Concilie, 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965), zegt dat
“de leken van de priesters licht en geestelijke kracht mogen verwachten. Maar laten zij toch niet mensen, dat hun herders steeds zo deskundig zijn, dat zij bij elke voorkomende, zelfs ernstige kwestie direct een concrete oplossing bij de hand hebben, of dat zij daartoe gezonden zijn. laten de leken liever hun eigen verantwoordelijkheid op zich nemen, door de christelijke wijsheid verlicht en met een nauwgezette aandacht voor de richtlijnen van het leergezag” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43.
Deze gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus dienen wij altijd voor ogen te houden; zij moet ons geweten vormen. Christus verlangt, dat wij openstaan voor onze noodlijdende broeders en zusters. Hij verlangt dat de rijken, zij die in overvloed en welstand leven, hiervoor openstaan; openstaan voor de armen, de onderontwikkelden en achtergestelden. Christus verlangt een openstaan, dat meer is dan een welwillende aandacht, meer dan symbolische handelingen of halfslachtige inspanningen, die de armen even arm of nog armer dan voorheen laten.
De gehele mensheid moet deze gelijkenis van de rijkaard en de bedelaar bewijst blijven! de mensheid moet deze gelijkenis in onze hedendaagse taal verlaten, in begrippen van economie en politiek, van mensenrechten, van de betrekkingen tussen de “eerste”, “tweede” en “derde” wereld. Wij mogen niet onverschillig blijven, wanneer duizenden mensen sterven van de honger, noch wanneer de rechten van de menselijke geest met voeten getreden worden, wanneer het menselijk geweten in zaken als de waarheid, de godsdienst en de scheppende cultuur geweld wordt aangedaan.
Wij mogen niet onverschillig blijven en onze eigen rijkdom en onze vrijheid genieten, wanneer ergens de Lazarus van de twintigste eeuw voor onze deur staat! In het licht van deze gelijkenis van Christus betekenen rijkdom en vrijheid leggen een bijzondere verplichting op. Daarom verkondig ik wederom in naam van de solidariteit, die ons allen in een gemeenschappelijk mens-zijn verbindt, de waardigheid van ieder mens afzonderlijk: de rijkaard en Lazarus zijn beiden mensen; beiden zijn op gelijke wijze naar Gods beeld geschapen; beiden werden op gelijke wijze door Christus verlost – om een hoge prijs, de prijs “van het kostbare bloed van Christus” (1 Pt. 1, 19).
Broeders en zusters in Christus! Uit diepe overtuiging en met grote liefde herhaal ik tot U de woorden die ik tot de wereld richtte, toen ik mijn apostolisch ambt in dienst aan alle mannen en vrouwen overnam:
“Hebt geen angst! Opent, ja doet de deuren wijd open voor Christus! Opent de grenzen van de staten, de economische en politieke systemen, brede cultuurgebieden, de terreinen van de beschaving en de vooruitgang voor Zijn reddende macht! Hebt geen angst! Christus weet wat in het binnenste van de mens is. Hij alleen weet het!” H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Plechtige ambstaanvaarding op het Sint-Pietersplein (22 okt 1978).
Zoals ik U aan het zei: Christus is onze gerechtigheid en onze vrede, en al onze werken van gerechtigheid en vrede putten uit deze bron de onvervangbare kracht en het licht voor de opgave die ons wacht. Wanneer wij ons met alle vastberadenheid in dienst van de noden van de individuele mens en van de volkeren stellen – want Christus dringt ons daartoe – dan moeten wij er toch altijd aan denken, dat de zending van de Kerk niet beperkt kan blijven tot het getuigenis van sociale vruchtbaarheid van het Evangelie. Op deze weg die de Kerk tot de mens leidt, biedt de Kerk in zaken als gerechtigheid en vreugde niet alleen de aardse vruchten van het Evangelie; zij voert de mens – iéder mens – naar haar ware bron: Jezus Christus zelf, onze gerechtigheid en onze vrede.