• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

IN HET YANKEE-STADIUM IN NEW YORK

“Vrede zij met U.”

Dat waren de eerste woorden die Jezus tot de apostelen sprak in Zijn verrijzenis. Met deze woorden bracht de opgestane Heer de vrede terug in hun harten, toen zij nog in een shocktoestand verkeerden na die eerste verschrikkelijke ervaring van Goede Vrijdag. Hedenavond herhaal ik in de Naam van Onze Heer Jezus Christus uit kracht van Zijn Geest, temidden van een wereld die zich grote zorgen maakt om haar eigen bestaan, deze woorden tot U, omdat het woorden van leven zijn: “Vrede zij met U.”

Jezus heeft ons niet slechts de vrede geschonken. Hij heeft ons Zijn vrede en Zijn gerechtigheid geschonken. Hij is vrede en gerechtigheid. Hij wordt onze vrede en onze gerechtigheid.

Wat betekent dit? Dit betekent, dat Jezus Christus – Gods Zoon die mens geworden is, de volmaakte mens – in Zichzelf de onvergelijkbare waardigheid die God vanaf het begin aan de mens wil geven, vervolmaakt, herstelt en openbaar maakt. Hij verwerkelijkt in Zichzelf dat waartoe de mens geroepen is: hij die volledig verzoend is met de Vader, geheel één in Hem, geheel overgegeven aan de anderen. Jezus Christus is de levende vrede, de levende gerechtigheid.

Jezus Christus laat ons delen in wat Hij is. Door Zijn menswording heeft Gods Zoon Zich in zekere zin met ieder menselijk wezen verbonden. Hij heeft ons in ons innerlijke wezen herschapen; Hij heeft ons in ons innerlijke wezen met God verzoend, Hij heeft ons met onszelf verzoend, Hij heeft ons met onze broeders en zusters verzoend: Hij is ónze vrede.

Welke onpeilbare rijkdommen dragen wij in onszelf en in onze christelijke gemeenschappen! Wij zijn dragers van Gods gerechtigheid en vrede! Wij zijn niet in de eerste plaats ijverige bouwers van een gerechtigheid en vrede aan zuiver menselijke aard die altijd vergankelijk en broos zijn. Wij zijn vóór alles nederige ontvangers van het ware leven van God die gerechtigheid en vrede is in de band van de liefde. Wanneer de priester in de heilige Mis ons begroet met de woorden: “De vrede des Heren zij altijd met U”, dan willen wij heel bijzonder denken aan die vrede die het geschenk van God is: Jezus Christus onze vrede. En wanneer de priester vóór de communie ons uitnodigt elkaar een vredesteken te geven, dan willen wij in het bijzonder eraan denken, dat wij uitgenodigd worden met elkaar de vrede van Christus uit te wisselen, die in ons woont, die ons uitnodigt tot deelname aan Zijn Lichaam en Bloed tot onze vreugde en tot dienstbaarheid aan de gehele mensheid.

Gods gerechtigheid en vrede willen immers vrucht dragen in menselijke werken van gerechtigheid en vrede, en wel op alle gebieden van het hedendaagse leven. Wanneer wij, christenen, Jezus Christus tot het middelpunt van ons gevoelen en denken maken, keren wij ons niet af van de mensen en hun noden. Wij worden integendeel opgenomen in de eeuwige beweging van Gods liefde die ons tegemoet treedt; wij worden opgenomen in de beweging van de Zoon die onder ons is gekomen en een der onzen is geworden; wij worden opgenomen in de beweging van de heilige Geest, die de armen opzoekt, die de harten der verwarden rust schenkt, die verwonde harten verbindt, verkilde harten verwarmt en ons de volheid van Zijn gaven schenkt. De reden waarom de mens voor de Kerk de eerste weg is, is daarin gelegen, dat de Kerk in de voetstappen van Jezus treedt: Jezus heeft haar deze weg getoond. Deze weg leidt onveranderlijk door het geheim van de menswording en de verlossing; hij leidt van Christus tot de mens. De Kerk ziet de wereld door de ogen van Christus; Jezus is de oorsprong van haar zorg voor de mens. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 13-18

Deze taak is bijzonder groot. Maar het is ook een fascinerende opgave. Enkele aspecten van deze taak heb ik reeds voor de voltallige vergadering van de Verenigde Naties benadrukt en andere zal ik in de loop van mijn apostolische reis door Uw land aansnijden. Heden wil ik gaarne nader ingaan op de geest en de aard van de bijdrage die de Kerk levert aan de zaak van de vrede en gerechtigheid en enkele dringende prioriteiten vermelden waarop ik Uw dienst aan de mensheid van de hedendaagse wereld zich dient te concentreren.

De door het Evangelie geïnspireerde sociale theorie en praktijk moeten steeds worden gekenmerkt door een bijzondere gevoeligheid tegenover hen, die zich in de grootste nood bevinden, tegenover de armsten, tegenover degenen, die lijden onder alle lichamelijke, geestelijke en morele kwalen die de mensheid beroeren, inclusief honger, miskenning, werkloosheid en wanhoop. Overal in de wereld zijn er talloze arme mensen van dit soort. Velen van hen bevinden zich in Uw midden. Bij talloze gelegenheden heeft Uw natie een welverdiende reputatie verworven van zoveel publieke als private edelmoedigheid. Blijft deze traditie trouw bewaren, zoals strookt met Uw geweldige mogelijkheden en Uw huidige verantwoordelijkheid. Het net van liefdadigheidswerken dat de Kerk hier kon opbouwen, is een waardevol middel voor de krachtdadige mobilisering van grootste initiatieven met het doel om voor noodsituaties die zowel hier als in andere landen steeds weer voorkomen, hulp te bieden. Zet U zich met kracht ervoor in, dat deze vorm van hulpverlening zijn onvervangbare karakter blijft behouden van een broederlijke en persoonlijke ontmoeting met hen die in nood zijn; herstel zodanig dit karakter, ondanks alle tegenwerkende elementen. Deze hulp moet de vrijheid en de waardigheid van hen die deze hulp ten deel valt, hoogachten en een middel zijn tot gewetensvorming van hen die de hulp bieden.

Maar dat is niet voldoende. In het kader van Uw nationale instellingen en samenwerking met al Uw medeburgers dient U ook de structurele oorzaken te zoeken, die de verschillende vormen van armoede in de wereld en in Uw land kweken of veroorzaken, om zodoende afdoende tegenmaatregelen te kunnen nemen. U mag U geen vrees laten aanjagen of U laten ontmoedigen door simplistische verklaringen die meer ideologisch dat wetenschappelijk zijn, en die een zeer ingewikkeld kwaad vanuit één enkele oorzaak trachten te verklaren. Maar evenmin mag U terugdeinzen voor veranderingen – zelfs zeer ingrijpende – van levenswijzen en structuren die noodzakelijk blijken te zijn, om geheel nieuwe voorwaarden te scheppen, die de achtergestelde mensen behoeven, willen zij een nieuwe kans krijgen in de harde strijd om het leven. De armen in de Verenigde Staten en in de gehele wereld zijn broeders en zusters in Christus. U mag er zich nooit mee tevreden stellen om hun slechts de kruimels van het feestmaal over te laten. Om hen te helpen moet U uit Uw wezenlijk bezit putten, en niet slechts uit Uw overvloed. En U moet hen als gasten aan Uw huistafel behandelen.

Katholieken van de Verenigde Staten! Terwijl U Uw eigen wettige instellingen ontwikkelt, neemt U ook deel aan de zaken van de natie binnen het kader van instituties en organisaties die voortkomen uit de gemeenschappelijke geschiedenis van de natie en van Uw gemeenschappelijke activiteiten. Dat doet U hand in hand met Uw medeburgers van alle geloven en godsdiensten. Bij al deze inspanningen is van wezenlijk belang Uw eenheid onder leiding van de bisschoppen, wanneer de waarheid van de mens zijn waardigheid en zijn onvervreemdbare rechten, verdiept, verkondigd en daadwerkelijk bevorderd willen worden; een waarheid die de Kerk in de Openbaring ontvangt en in haar sociale leer in het licht van het Evangelie onophoudelijk ontplooit. Deze overtuigingen die allen delen, zijn echter geen kant-en-klaar-model voor de maatschappij Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 42. Het behoort vooral tot de taak van de leken ze in de praktijk in concrete plannen om te zeggen, prioriteiten te stellen en modellen te ontwikkelen die geschikt zijn het echte welzijn van de mensen te bevorderen. De pastorale constitutie van het Tweede Vaticaans Concilie, 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965)
, zegt dat

“de leken van de priesters licht en geestelijke kracht mogen verwachten. Maar laten zij toch niet mensen, dat hun herders steeds zo deskundig zijn, dat zij bij elke voorkomende, zelfs ernstige kwestie direct een concrete oplossing bij de hand hebben, of dat zij daartoe gezonden zijn. laten de leken liever hun eigen verantwoordelijkheid op zich nemen, door de christelijke wijsheid verlicht en met een nauwgezette aandacht voor de richtlijnen van het leergezag” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43.

Om deze onderneming tot een succesvol einde te brengen, is nieuwe geestelijke en zedelijke kracht nodig, die verkregen kan worden uit de onuitputtelijke goddelijke bron. Deze kracht laat zich niet zo gemakkelijk tot ontwikkeling brengen. De levensstijl van vele leden van onze rijke en toegeeflijke maatschappij is gemakzuchtig, en dat geldt eveneens voor de levenswijze van steeds grotere groepen in de arme landen. Zoals ik verleden jaar in mijn toespraak tot de voltallige vergadering van de pauselijke commissie “Justitia et Pax” heb gezegd: De christenen moeten voorlopers zijn bij het wekken van overtuigingen en het invoeren van levensvormen die op besliste wijze brengen met een uitputtende en vreugdeloze consumptiewaanzin” (11. 11. 1978). Hierbij gaat het niet om een remming van de vooruitgang, want er bestaat geen menselijke vooruitgang, wanneer alles uitsluitend en alleen maar dient om de instincten van egoïsme, seks en macht vrije baan te geven. Wij dienen een eenvoudige levenswijze te vinden. Want het is niet rechtvaardig, dat de levensstandaard van de rijke landen zich te handhaven door een groot deel van de energie en de grondstoffen op te teren, die bestemd zijn ten bate van de gehele mensheid. Want de eerste voorwaarde voor de vrede is de bereidheid een grotere en rechtvaardiger solidariteit onder de volkeren te scheppen. Katholieken van de Verenigde Staten en alle burgers van de Verenigde Staten: U kent zo’n lange traditie van geestelijke edelmoedigheid, ijver, eenvoud en offerbereidheid, dat U zeker aan deze oproep van vandaag tot hernieuwde ijver en nieuwe vastbeslotenheid welwillend gehoor wilt geven. In de vreugdevolle eenvoud, geïnspireerd door het Evangelie en de evangelische geest van broederlijk delen zult U het beste middel vinden tegen bittere kritiek, verlammende twijfel en de bekoring geld tot het belangrijkste instrument en tot de eigenlijke maatstaf voor de menselijke vooruitgang te maken. Verscheidene malen heb ik de bijbelse vergelijking van de rijke man en de arme Lazarus in herinnering geroepen: “Er leefde eens een rijke man, die zich Lazarus heette, met zweren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde ernaar zijn honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel” (Lc. 16, 19, e.v.) beiden, de rijkaard en de bedelaar, stierven en werden tot bij Abraham gebracht; en overeenkomstig hun gedrag werden zij geoordeeld. En de Schrift vertelt ons, dat Lazarus vertroosting vond, terwijl de rijke man door pijnen gekweld werd. Werd de rijkaard verdoemd, omdat hij rijkdommen bezat, omdat hij overvloed aan aardse goederen bezat, omdat hij “in purper en fijn linnen gekleed ging en dag en nacht feest vierde”? Neen; ik bedoel, dat dit niet de reden voor zijn verdoeming was. De rijke werd verdoemd, omdat hij op de ander geen acht sloeg, omdat hij naliet notitie te nemen van Lazarus, de man die voor zijn poort zat en graag gegeten had wat van de tafel van de rijke viel. Nergens veroordeelt Christus het bezitten van aardse goederen als zodanig. Maar Hij spreekt zeer harde en strenge woorden over degenen die van hun rijkdom op zelfzuchtige wijze gebruik maken zonder aandacht te schenken aan de nood van anderen. De bergrede begint met de woorden: “Zalig zij die voor God arm zijn” (Mt. 5, 3). En aan het einde van het verhaal over het laatste oordeel, aan het einde van het Evangelie van Mattheus, spreekt Jezus de woorden die wij allemaal toch zo goed kennen: “Want Ik was hongerig, en u heb Mij niet te eten gegeven; Ik was dorstig, en U hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen; Ik was naakt en gij hebt Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht” (Mt. 25, 42-43).

Deze gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus dienen wij altijd voor ogen te houden; zij moet ons geweten vormen. Christus verlangt, dat wij openstaan voor onze noodlijdende broeders en zusters. Hij verlangt dat de rijken, zij die in overvloed en welstand leven, hiervoor openstaan; openstaan voor de armen, de onderontwikkelden en achtergestelden. Christus verlangt een openstaan, dat meer is dan een welwillende aandacht, meer dan symbolische handelingen of halfslachtige inspanningen, die de armen even arm of nog armer dan voorheen laten.

De gehele mensheid moet deze gelijkenis van de rijkaard en de bedelaar bewijst blijven! de mensheid moet deze gelijkenis in onze hedendaagse taal verlaten, in begrippen van economie en politiek, van mensenrechten, van de betrekkingen tussen de “eerste”, “tweede” en “derde” wereld. Wij mogen niet onverschillig blijven, wanneer duizenden mensen sterven van de honger, noch wanneer de rechten van de menselijke geest met voeten getreden worden, wanneer het menselijk geweten in zaken als de waarheid, de godsdienst en de scheppende cultuur geweld wordt aangedaan.

Wij mogen niet onverschillig blijven en onze eigen rijkdom en onze vrijheid genieten, wanneer ergens de Lazarus van de twintigste eeuw voor onze deur staat! In het licht van deze gelijkenis van Christus betekenen rijkdom en vrijheid leggen een bijzondere verplichting op. Daarom verkondig ik wederom in naam van de solidariteit, die ons allen in een gemeenschappelijk mens-zijn verbindt, de waardigheid van ieder mens afzonderlijk: de rijkaard en Lazarus zijn beiden mensen; beiden zijn op gelijke wijze naar Gods beeld geschapen; beiden werden op gelijke wijze door Christus verlost – om een hoge prijs, de prijs “van het kostbare bloed van Christus” (1 Pt. 1, 19).

Broeders en zusters in Christus! Uit diepe overtuiging en met grote liefde herhaal ik tot U de woorden die ik tot de wereld richtte, toen ik mijn apostolisch ambt in dienst aan alle mannen en vrouwen overnam:

“Hebt geen angst! Opent, ja doet de deuren wijd open voor Christus! Opent de grenzen van de staten, de economische en politieke systemen, brede cultuurgebieden, de terreinen van de beschaving en de vooruitgang voor Zijn reddende macht! Hebt geen angst! Christus weet wat in het binnenste van de mens is. Hij alleen weet het!” H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Plechtige ambstaanvaarding op het Sint-Pietersplein (22 okt 1978).

Zoals ik U aan het zei: Christus is onze gerechtigheid en onze vrede, en al onze werken van gerechtigheid en vrede putten uit deze bron de onvervangbare kracht en het licht voor de opgave die ons wacht. Wanneer wij ons met alle vastberadenheid in dienst van de noden van de individuele mens en van de volkeren stellen – want Christus dringt ons daartoe – dan moeten wij er toch altijd aan denken, dat de zending van de Kerk niet beperkt kan blijven tot het getuigenis van sociale vruchtbaarheid van het Evangelie. Op deze weg die de Kerk tot de mens leidt, biedt de Kerk in zaken als gerechtigheid en vreugde niet alleen de aardse vruchten van het Evangelie; zij voert de mens – iéder mens – naar haar ware bron: Jezus Christus zelf, onze gerechtigheid en onze vrede.

Document

Naam: IN HET YANKEE-STADIUM IN NEW YORK
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Homilie
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 2 oktober 1979
Copyrights: © 1980, Stichting Verkondiging, Roermond
Vert. Past. Chr. van Buijtenen, pr.
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test