
Alfonso Kardinaal López Trujillo - 8 december 1995
Allereerst dienen de ouders een geseculariseerde en op geboortebeperking gerichte seksuele vorming af te wijzen; bij dit soort vorming wordt God gemarginaliseerd en wordt het kind als een bedreiging beschouwd. Dit soort seksuele vorming wordt gepropageerd door grote organisaties en internationale verenigingen die voorstanders zijn van abortus, sterilisatie en anticonceptie. Deze organisaties willen een stijl van leven opdringen die strijdig is met de ware menselijke seksualiteit. Ze zijn op het niveau van natie of staat actief, en trachten kinderen en opgroeiende jeugd angst in te boezemen voor de ‘dreigende overbevolking’, om daarmee een contraceptieve dat wil zeggen een ‘antileven’-mentaliteit te propageren. Ze verspreiden valse ideeën over de ‘gezonde voortplanting’ en de ‘rechten van jonge mensen op het gebied van seks en voortplanting’. Pauselijke Raad voor het Gezin, Ethische en pastorale dimensies met betrekking tot bevolkingsgroei, Instrumentem Laboris (24 mrt 1994), 28.84 Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Schets voor een seksuele opvoeding, Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde (1 nov 1983), 62 Sommige van deze geboortebeperking propagerende organisaties beheren bovendien klinieken waarin met schending van de rechten der ouders, aan jonge mensen de mogelijkheid wordt geboden tot abortus en anticonceptie, waarmee promiscuïteit in de hand wordt gewerkt en bijgevolg een toename van zwangerschappen onder tieners. “Als wij uitzien naar het jaar 2000, zouden we dan vergeten te denken aan de jeugd? Wat staat hun te wachten? Een samenleving van ‘dingen’ en niet van ‘personen’. Het recht om vanaf hun prilste jeugd ongeremd te doen wat ze willen op voorwaarde dat het ‘veilig’ is. Zichzelf zonder voorbehoud geven, de eigen instincten beheersen, zich verantwoordelijk weten, - men vindt dat allemaal achterhaalde begrippen.” H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de staatshoofden met het oog op de Conferentie van Cairo (19 mrt 1994)
Wat sterilisatie en anticonceptie betreft, hierover dient niet vóór de adolescentie, en allen overeenkomstig de leer van de Rooms-katholieke kerk gesproken te worden. Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Schets voor een seksuele opvoeding, Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde (1 nov 1983), 62 Vandaar dat de morele en spirituele betekenis en ook de betekenis voor de gezondheid, van de methoden voor natuurlijke vruchtbaarheidsregeling moeten worden benadrukt, terwijl tegelijk gewezen dient te worden op de gevaren en ethische aspecten van de kunstmatige methoden. Met name dient gewezen te worden op het wezenlijk en diep verschil tussen de natuurlijke en de kunstmatige methoden, zowel wat betreft Gods bedoeling met het huwelijk als wat betreft het realiseren van de “totale zelfgave van de echtgenoten”, H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 32 en het openstaan voor het leven.
Er is een wijdverspreide maar mogelijk schadelijke methode in gebruik die ‘waardeverheldering’ wordt genoemd. Daarbij worden de jong mensen gestimuleerd om over morele onderwerpen zo ‘onafhankelijk’ mogelijk na te denken, ze te verduidelijken en er over te beslissen; daarbij wordt voorbij gegaan aan de objectieve realiteit van de zedenwet in het algemeen, en er wordt nagelaten het geweten te vormen aangaande de specifieke christelijke voorschiften, zoals die door het magisterium van de kerk worden voorgehouden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 95-97 Men geeft aan de jongelui het idee dat een morele gedragscode iets is wat zij zelf scheppen, als zou de mens de bron en norm zijn van de moraal.
Tijdens een instabiele periode van hun ontwikkeling worden jonge mensen echter door de ‘waardeverheldering’-methode belemmerd in hun ware vrijheid en onafhankelijkheid. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 41. over de zedelijke autonomie van de mens In de praktijk wordt niet alleen de opvatting ondersteund van de meerderheid, maar worden de jongelui ook voor ingewikkelde morele situaties gesteld die heel veraf liggen van de normale morele keuzes waar zij iedere dag voor staan en waarin goed en kwaad gemakkelijk te onderscheiden zijn. Deze onaanvaardbare methode dreigt uit te lopen op een alles relativerende houding op moreel terrein, terwijl onverschilligheid voor de zedenwet en een houding van ‘alles mag’ ermee in de hand worden gewerkt.