DE WARE BETEKENIS VAN DE MENSELIJKE SEKSUALITEITRichtlijnen voor de opvoeding in gezinsverband
(Soort document: Pauselijke Raad voor het Gezin)
Alfonso Kardinaal López Trujillo -
8 december 1995
Eeuwenlang werd het begrip ‘roeping’ uitsluitend gebruikt voor priesterschap en religieus leven. Met verwijzing naar wat de Heer zegt “weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is” (
Mt. 5, 48) heeft het
Tweede Vaticaans Concilie de tot alle mensen gerichte uitnodiging tot heiligheid vernieuwd.
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39-43 Zoals Paulus VI kort na het concilie schreef: “Deze krachtige oproep tot heiligheid zou men kunnen beschouwen als het meest kenmerkend element van het magisterium van het Concilie en om zo te zeggen, als zijn uiteindelijk doel.”
H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Over de zalig- en heiligverklaringsprocessen, Sanctitas clarior (19 mrt 1969). AAS61, 149 Dit werd herhaald door Johannes Paulus II: “Het Tweede Vaticaans Concilie heeft zeer verhelderende woorden gewijd aan de algemene roeping tot heiligheid. Met kan zeggen dat juist dit de allereerste opdracht is die toevertrouwd is aan alle zonen en dochters van de kerk door een concilie dat bedoeld was voor de evangelische vernieuwing van het christelijk leven. Deze opdracht is niet een eenvoudige morele aansporing, maar een
onontkoombare eis van het mysterie van de kerk.”
H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Zaligverklaring Moeder Teresa van Calcutta (19 okt 2003)
God roept iedereen tot heiligheid. Voor iedere mens heeft Hij nauwkeurig omschreven plannen, een persoonlijke roeping die ieder moet leren kennen, aanvaarden en ontwikkelen. Op alle christenen, - priesters en leken, gehuwden en celibatairen – zijn de woorden van de apostel der volkeren van toepassing: “Gods heilige en geliefde uitverkorenen” (Kol. 3, 12).
Bij de catechese en de vorming binnen en buiten het gezin mag daarom nooit ontbreken wat de kerk leert over de hoge betekenis van maagdelijkheid en celibaat, Vgl. Tertullianus, De exhort. Castitatis. 10: CCL 2, 1029-1030 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De habitu Virginum. 3; 22: CSEL 3/1,189, 202-203 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, De Virginitate. SCh 125 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Tot het eerste internationale congres voor de kloosterroepingen te Rome, De roeping tot de ‘staat van volmaaktheid (16 dec 1961). AAS 54(1962), 33 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 16 maar evenmin wat zij leert over het roepingaspect van het huwelijk, dat een christen nooit als een louter menselijk gebeuren mag beschouwen. Zoals Paulus zegt: “Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk” (Ef. 5, 32). Jonge mensen hiervan vast te overtuigen is van het grootste belang zowel voor de kerk als voor de mensheid “die in grote mate afhankelijk is van de ouders en het gezinsleven waaraan zij thuis vorm geven”. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Tijdens de H. Mis in Limerick, Over de taak van de leken in de Kerk en in het bijzonder over het gezin (1 okt 1979)
Ouders dienen steeds door hun eigen leven
voorbeeld en levend bewijs te zijn van trouw aan God en aan elkaar in het huwelijksverbond. Dit voorbeeld is met name beslissend in de adolescentie, de periode waarin jonge mensen op zoek zijn naar
aantrekkelijke en doorleefde voorbeelden van gedrag. Aangezien in deze tijd er zich vaak meer seksuele moeilijkheden voordoen, dienen de ouders hen de schoonheid en kracht van de kuisheid helpen liefhebben, door wijs advies en door erop te wijzen dat om kuis te leven, het van groot belang is te bidden en veelvuldig de sacramenten te ontvangen, met name de biecht. Ook moeten de ouders hun kinderen zo nodig een heldere en degelijke uiteenzetting weten te geven over de vaste punten van de christelijke moraal, zoals bijvoorbeeld de onontbindbaarheid van het huwelijk, de relatie tussen liefde en voortplanting, en ook dat voor–huwelijkse omgang, abortus, anticonceptie en masturbatie met de zedenwet in strijd zijn. Deze dingen gaan in tegen de bedoeling van de zelfgave in het huwelijk, en het is nuttig eraan te herinneren dat
“de beide betekenissen die in de huwelijksdaad besloten liggen, die van de eenwording en die van de voortplanting,
niet kunstmatig gescheiden kunnen worden zonder de ware identiteit van de huwelijksdaad zelf aan te tasten”.
H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin, Gratissimam sane (2 feb 1994), 12 Het kan voor ouders zeer verhelderend zijn de documenten van de kerk hierover grondig te bestuderen.
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 47-52 H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968) H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981) Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975) Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de pastorale zorg voor homoseksuelen, Homosexualitatis problema (1 okt 1986) Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Schets voor een seksuele opvoeding, Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde (1 nov 1983) Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2331-2400 Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2514-2533
Met name
zelfbevrediging is een ernstige en in zich ongeoorloofde ongeregeldheid die moreel niet te rechtvaardigen valt, ofschoon “de onrijpheid van de jeugd, die soms langer dan deze leeftijd duurt, of gebrek aan psychologisch evenwicht of aangenomen gewoonte de handelwijze van een mens kunnen beïnvloeden, zodat zij het overwegen van de daden verzwakken en maken, dat er subjectief niet altijd een zware schuld wordt opgelopen”.
Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975), 9 De jonge mensen moeten dus deze ongeregeldheid, waar ze zich voordoet, leren overwinnen; vaak is het een teken van inwendige conflicten, en in veel gevallen blijkt er een zelfzuchtige kijk uit op seksualiteit.
Een speciaal probleem dat zich tijdens het proces van seksuele rijping kan voordoen, is de
homoseksualiteit, die zich in geürbaniseerde samenlevingen ook meer en meer verspreidt. Over dit verschijnsel dient met een uitgewogen oordeel en in het licht van de kerkelijke documenten te worden gesproken.
Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975) Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de pastorale zorg voor homoseksuelen, Homosexualitatis problema (1 okt 1986) Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2357-2359 De jonge mensen moeten leren onderscheid maken tussen opvattingen over wat normaal en wat abnormaal is, over subjectieve schuld en objectieve ongeregeldheid, daarbij vermijdend wat tot vijandigheid zou kunnen leiden. Anderzijds moet er duidelijk gewezen worden op de structurele en complementaire gerichtheid van de seksualiteit op huwelijk, voortplanting en christelijke kuisheid. “Onder homoseksualiteit verstaat men de betrekkingen tussen mannen en tussen vrouwen die zich seksueel exclusief of overwegend aangetrokken voelen tot personen van hetzelfde geslacht. Homoseksualiteit kent, door de eeuwen heen en binnen de veelheid van culturen, verschillende verschijningsvormen. De psychische oorsprong is moeilijk op te helderen.”
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2357 Er moet onderscheid gemaakt worden tussen een wellicht aangeboren neiging en homoseksuele daden die “naar hun intrinsieke aard ongeordend zijn”
Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975), 8 en in strijd zijn met de natuurwet.
Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2357
Vooral wanneer het stellen van homoseksuele handelingen nog geen gewoonte is geworden, is er in veel gevallen een geschikte therapie mogelijk. Hoe dan ook moet men deze mensen respectvol, waardig en met fijngevoeligheid tegemoet treden. En iedere vorm van onrechtmatige discriminatie vermijden. Wanneer ouders deze neiging of daarmee samenhangend gedrag tijdens de kinderjaren of adolescentie bij hun kinderen zien opkomen, dienen ze zich voor het verkrijgen van goede hulp te wenden tot ter zake deskundigen.
Homoseksualiteit betekent voor de meesten van hen een beproeving. “Men moet deze mensen met respect, begrip en fijngevoeligheid behandelen. Men moet iedere vorm van onrechtmatige discriminatie vermijden. Ook deze mensen zijn geroepen om in hun leven de wil van God te volbrengen en – als zij christen zijn – de problemen die zij als gevolg van hun instelling ondervinden, te verenigen met het kruisoffer van de Heer.” Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2358 “Homoseksuele mensen zijn tot kuisheid geroepen.” Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2359
Bij de opvoeding tijdens de jaren van de adolescentie dient op de achtergrond altijd het besef mee te spelen, hoe belangrijk de seksualiteit is voor de persoonlijke harmonieuze uitgroei, en ook welk ieders persoonlijke roeping is in gezin, maatschappij en kerk. Men mag nooit vergeten dat ongeordende seks geleidelijk iemands vermogen om lief te hebben kan vernietigen, doordat in plaats van de oprechte zelfgave lustbevrediging tot doel van de seksualiteit wordt verheven, en andere mensen gemaakt worden tot voorwerp van eigen bevrediging. Zo wordt de betekenis van de ware liefde tussen man en vrouw (liefde die steeds open staat voor leven), evenzeer als het gezin zelf ondermijnd. Bovendien leidt dit vervolgens tot het minachten van het menselijk leven dat eventueel verwekt zou worden en dat in sommige situaties dan beschouwd wordt als een kwaad dat het persoonlijk genot bedreigt. Samen met het besef hoe bijzonder de libido is – zoals blijkt uit de studie van de menselijke psyche – maakt dit voor ons begrijpelijk wat de kerk leert aangaande de ernst van ieder ongeordend seksgebruik. Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975), 10 Merk op dat de kerk leert dat de schending ernstig is vanwege het object van de daad, maar dit sluit niet uit dat er geen ernstige schuld is bij gebrek aan voldoende vrije wil. Inderdaad wordt in hetzelfde nummer van Persona humana duidelijk gezegd dat het ontbreken van voldoende vrije wil op dit gebied heel goed mogelijk is. “Men heeft van de seksualiteit iets banaals gemaakt en dit is één van de belangrijkste oorzaken van de minachting voor het leven in wording: enkel waarachtige liefde kan het leven behoeden.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 97
We mogen ook niet vergeten hoezeer jonge mensen in geïndustrialiseerde samenlevingen op zoek zijn naar, en soms geen raad weten met de
eigen identiteit, hoe zij het plan voor hun leven trachten te ontdekken, en hoe ze op moeilijkheden stoten als zij de seksualiteit goed willen integreren in een rijpe en goedgerichte persoonlijkheid, maar hoe zij naast dit alles ook problemen hebben met het aanvaarden van zichzelf en van hun lichaam. Daarom worden er voor de opgroeiende jeugd allerlei poliklinieken en speciale centra gesticht, vaak alleen bestemd voor hedonistische doeleinden. Van de andere kant helpt een gezonde zorg voor het eigen lichaam zichzelf te aanvaarden als gave en als geïncarneerde geest, bedoeld om open te staan naar God en de samenleving. De vorming in deze bijzonder constructieve maar niet altijd ongevaarlijke periode moet gepaard gaan met een gezonde zorg voor het lichaam.
Anders dan hetgeen genot najagende groepen, speciaal in de rijke maatschappijen, te bieden hebben, is het van belang aan de jonge mensen de idealen voor te houden van menselijke en christelijke solidariteit, en ze concreet duidelijk te maken hoe ze actief kunnen deelnemen aan kerkelijke verenigingen, bewegingen en vrijwillige katholieke en missionaire activiteiten.
Vriendschappen zijn in deze periode zeer belangrijk. Al naargelang de plaatselijke gewoonten en omstandigheden is de adolescentie een tijd waarin de jongelui grotere zelfstandigheid genieten op het gebied van hun omgang met anderen en van de tijd die ze in het gezin doorbrengen. De ouders moeten hun kinderen hun gerechtvaardigde zelfstandigheid niet ontnemen maar wel, indien nodig, een ‘neen’ weten te laten horen;
Men denke slechts aan de verkeerde dingen die vaak in sommige discotheken plaats hebben, zelfs tussen jongens en meisjes onder de 16 jaar tegelijk moeten ze hun kinderen smaak weten bij te brengen voor wat mooi, edel en waar is. De ouders dienen ook begrip te hebben voor het zelfbesef van de jongeren: dit kan een tijdlang verward zijn, wanneer het hun nog niet duidelijk is wat persoonlijke waardigheid betekent en wat ervoor vereist is.
Door hartelijke en geduldige raadgevingen zullen de ouders de jonge mensen helpen vermijden dat zij
zich al teveel in zichzelf opsluiten. Zo nodig zullen ze hen leren ingaan tegen bepaalde, voor echte liefde moordende, maatschappelijke trends, en zullen ze hun waardering bijbrengen voor geestelijke zaken. “Weest nuchter, wordt wakker! Uw vijand de duivel zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden. Weerstaat hem, sterk door het geloof. Ga weet dat soortgelijk lijden het deel is van uw broeders over heel de wereld. De God van alle genade, die u in Christus tot Zijn eeuwige heerlijkheid heeft geroepen, Hijzelf zal u na een korte tijd van lijden herstellen en bevestigen en stevig zetten op hechte grondslagen” (
1 Pt. 5, 8-10).
© 1996, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie / Kerkelijke Documentatie jrg 24, nr. 2
Vert.: F. van Voorst tot Voorst s.j.