
Alfonso Kardinaal López Trujillo - 8 december 1995
Bij de opvoeding tijdens de jaren van de adolescentie dient op de achtergrond altijd het besef mee te spelen, hoe belangrijk de seksualiteit is voor de persoonlijke harmonieuze uitgroei, en ook welk ieders persoonlijke roeping is in gezin, maatschappij en kerk. Men mag nooit vergeten dat ongeordende seks geleidelijk iemands vermogen om lief te hebben kan vernietigen, doordat in plaats van de oprechte zelfgave lustbevrediging tot doel van de seksualiteit wordt verheven, en andere mensen gemaakt worden tot voorwerp van eigen bevrediging. Zo wordt de betekenis van de ware liefde tussen man en vrouw (liefde die steeds open staat voor leven), evenzeer als het gezin zelf ondermijnd. Bovendien leidt dit vervolgens tot het minachten van het menselijk leven dat eventueel verwekt zou worden en dat in sommige situaties dan beschouwd wordt als een kwaad dat het persoonlijk genot bedreigt. Samen met het besef hoe bijzonder de libido is – zoals blijkt uit de studie van de menselijke psyche – maakt dit voor ons begrijpelijk wat de kerk leert aangaande de ernst van ieder ongeordend seksgebruik. Congregatie voor de Geloofsleer, Over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek, Persona humana (29 dec 1975), 10 Merk op dat de kerk leert dat de schending ernstig is vanwege het object van de daad, maar dit sluit niet uit dat er geen ernstige schuld is bij gebrek aan voldoende vrije wil. Inderdaad wordt in hetzelfde nummer van Persona humana duidelijk gezegd dat het ontbreken van voldoende vrije wil op dit gebied heel goed mogelijk is. “Men heeft van de seksualiteit iets banaals gemaakt en dit is één van de belangrijkste oorzaken van de minachting voor het leven in wording: enkel waarachtige liefde kan het leven behoeden.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 97