Tegen de wijde achtergrond van het "diepzinnige geheim", dat uitgedrukt wordt in de bruidsverhouding tussen Christus en de Kerk, kan men ook op adequate wijze het feit begrijpen van de roeping van de "twaalf".
Toen Christus alleen mannen als zijn apostelen heeft geroepen, heeft Hij
op geheel vrije en soevereine wijze gehandeld. Hij heeft dat met dezelfde vrijheid gedaan waarmee Hij in zijn gehele houding de waardigheid en de roeping van de vrouw heeft doen uitkomen, zonder zich te conformeren aan de heersende gewoonte en aan de traditie, die ook door de wetgeving van de tijd gesanctioneerd was. Daarom beantwoordt de veronderstelling dat Hij mannen als apostelen geroepen heeft volgens de mentaliteit die in zijn tijd verspreid was, in het geheel niet aan de handelwijze van Christus. "Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert... want
Gij ziet de mensen niet maar de ogen" (
Mt. 22, 16). Deze woorden karakteriseren volledig
het gedrag van Jezus van Nazareth. Hierin vindt men ook een verklaring voor de roeping van de "twaalf". Zij zijn met Christus samen tijdens het Laatste Avondmaal; alleen zij krijgen de sacramentele opdracht, die verbonden is met de instelling van de Eucharistie: "Doet dit tot een gedachtenis aan Mij" (
Lc. 22, 19).
Vgl. 1 Kor. 11, 24
Op de avond van de dag van de verrijzenis ontvangen zij de Heilige Geest om de zonden te vergeven: "Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven" (
Joh. 20, 23).
Wij bevinden ons in het middelpunt van het paasmysterie, dat de bruidsliefde van God tot op de bodem openbaart. Christus is de Bruidegom, omdat Hij "zichzelf gegeven heeft": zijn lichaam is "gegeven", zijn bloed is "vergoten."
Vgl. Lc. 22, 19-20
Op deze wijze beminde Hij "tot het uiterste toe."
Vgl. Joh. 13, 1
De "oprechte gave" in het kruisoffer doet op definitieve wijze het bruidskarakter van de liefde van God uitkomen. Christus is de Bruidegom van de Kerk, als Verlosser van de wereld.
De Eucharistie is het sacrament van onze verlossing. Het is
het sacrament van de Bruidegom, van de Bruid. De Eucharistie stelt de verlossingsdaad van Christus, die de Kerk, zijn lichaam, "schept", tegenwoordig en realiseert haar op sacramentele wijze. Christus is met dit "lichaam" verenigd als de Bruidegom met de Bruid. Dit alles ligt vervat in
de brief aan de Christenen van Efeze. In het "diepzinnige geheim" van Christus en van de Kerk wordt de blijvende "eenheid van de twee" opgenomen, welke van het "begin" af gevormd is tussen man en vrouw.
Als Christus bij de instelling de Eucharistie op zulk een uitdrukkelijke wijze verbonden heeft met de priesterlijke dienst van de apostelen, dan is het geoorloofd te denken dat Hij op deze wijze de verhouding tussen man en vrouw wilde uitdrukken, tussen dat wat "vrouwelijk" en wat "mannelijk" is, welke door God gewild is, zowel in het mysterie van de schepping als in dat van de verlossing. Vooral
in de Eucharistie wordt op sacramentele wijze
de verlossingsdaad van Christus, de bruidegom, ten opzichte van de Kerk, de Bruid, uitgedrukt. Dat wordt doorzichtig en ondubbelzinnig als de sacramentele bediening van de Eucharistie, waarin de priester "in persona Christi" handelt, door een man vervuld wordt. Het is een uitleg die het onderricht bevestigt van de verklaring
Inter isigniores, welke in opdracht van Paulus VI is uitgegeven om te antwoorden op het vraagstuk van de toelating van de vrouwen tot het gewijde priesterschap.
Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976)