H. Paus Paulus VI - 6 augustus 1964
Als de Kerk, zoals wij gezegd hebben, zich werkelijk ervan bewust is, hoe zij volgens de wil van God moet zijn, ontstaat in haar een bijzondere volheid van kracht en een behoefte deze kracht aan allen mee te delen. Zij zal dit doen in het heldere besef van een zending die zij van God heeft ontvangen en een boodschap die zij overal moet verkondigen. Hieruit volgt de verplichting tot Evangelieverkondiging, de opdracht tot missiearbeid en de plicht tot apostolaat. Een houding van trouwe instandhouding is onvoldoende. Natuurlijk moeten wij de schat van waarheid en genade, die als erfenis van de christelijke traditie tot ons is gekomen, in stand houden en zelfs verdedigen. "Bewaar het u toevertrouwde goed" (1 Tim. 6, 20) is de waarschuwing van Sint Paulus. Maar de Kerk voldoet niet volledig aan haar plicht ten aanzien van de gaven die zij bezit, door die in stand te houden en te verdedigen. Want het erfdeel dat Christus aan de Kerk heeft toevertrouwd, brengt als vanzelf de plicht mee het te verspreiden, aan te bieden en te verkondigen. Dit is ons goed bekend. "Gaat dus en maakt alle volkeren tot Mijn leerlingen" (Mt. 28, 19). Zo luidt de laatste opdracht van Christus aan Zijn apostelen. Hun naam "apostel" duidt op een zending waaraan men zich niet mag onttrekken.
Voor die innerlijke liefdesdrang, die zich naar buiten wil omzetten in een liefdesgave, zullen wij de tegenwoordig gangbare naam gebruiken van "dialoog".