H. Paus Paulus VI - 6 augustus 1964
Overigens betekent dit onderscheid geen scheiding en nog minder onverschilligheid, angst en minachting. Wanneer de Kerk zich onderscheidt van de mensheid, houdt dit niet een tegenstelling in, maar veeleer een verbinding. Een arts die de gevaren van een besmettelijke ziekte kent, tracht zichzelf en anderen tegen de infectie te beschermen, maar wijdt zich tegelijk aan de genezing van degenen die erdoor zijn aangetast. Zo maakt ook de Kerk van de barmhartigheid die haar door de goedheid van God is geschonken, geen exclusief voorrecht en zij vindt in haar eigen geluk geen aanleiding tot onverschilligheid tegenover degenen die dit geluk niet hebben bereikt. Haar eigen redding geeft haar juist reden tot grotere belangstelling en meer liefde voor ieder die haar nabij is en voor ieder die zij bij haar streven naar een algemene geloofsverspreiding kan bereiken.