H. Paus Paulus VI - 6 augustus 1964
In dit verband bedroeft ons één gedachte: op grond van het ere- en jurisdictieprimaat dat Christus aan Zijn apostel Petrus verleend heeft en dat wij van hem hebben geërfd, worden juist wij, die de verzoening nastreven, door veel gescheiden broeders beschouwd als degenen die deze verzoening belet.
Zeggen sommigen niet dat de opheffing van het primaat van de Paus de vereniging van de gescheiden kerken met de Katholieke Kerk zou vergemakkelijken? Wij smeken onze gescheiden broeders de onhoudbaarheid van deze onderstelling te willen overdenken. Want niet alleen zou de Katholieke Kerk zonder de Paus niet meer zijn wat zij is, ook zou door het ontbreken van het opperste, doeltreffende en beslissende herdersambt van Petrus in de Kerk van Christus de eenheid verloren gaan. Tevergeefs zou men dan nog streven naar een herstel van de eenheid, want men zou zich richten naar normen die de enig ware, door Christus vastgestelde norm moeten vervangen. "Er zouden in de Kerk evenveel schisma's zijn als priesters", schrijft de H. Hieronymus terecht. H. Hieronymus, Dial. contra Luciferianos. n. 9: PL 23, 173
Wij willen ook opmerken dat dit centrale punt in de heilige Kerk niet bedoeld is als een overmacht die steunt op geestelijke hoogmoed of menselijke heerszucht, maar als een primaat van dienstbaarheid, ambtsvervulling en liefde. Het is dus geen holle retoriek, wanneer men aan de plaatsbekleder van Christus de titel toekent "de geringste onder de dienaren van God".