
H. Paus Paulus VI - 6 augustus 1964
Hieruit volgt dat de Kerk met een sterke en vurige geestdrift haar eigen vernieuwing nastreeft, een verbetering dus van de fouten, die haar leden toegelaten hebben en die door haar zelfkennis, als in de spiegel van haar voorbeeld Christus, worden aangewezen en veroordeeld. Hier hebt Gij dan, eerbiedwaardige Broeders, de inhoud van de tweede gedachte, die ons bezig houdt: de leden van de Kerk moeten het tot hun taak rekenen hun fouten te verbeteren en naar grotere volmaaktheid te streven; bedachtzaam moet zij de middelen kiezen om de genoemde vernieuwing te bereiken. Deze gedachte delen wij U mee, niet alleen om met meer moed over te gaan tot het doorvoeren van de nodige verbeteringen, maar ook om van U bij zo'n delicate en moeilijke onderneming instemming, raad en hulp te ontvangen.