
H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 2001
Vanuit de binnenkerkelijke communio, is de liefde van nature gericht op een universele dienstbaarheid. Zij dwingt ons tot een engagement in een actieve en concrete liefde voor alle mensen. Deze liefde is op een even beslissende wijze kenschetsend voor het christelijk leven, de kerkelijke levensstijl en de pastorale programma's. In deze eeuw en in het millennium dat nu aanvangt, dient zichtbaar te worden, liefst met een nog grotere kracht dan voorheen, tot welke graad van toewijding de liefde voor de armsten ons kan leiden. Als wij werkelijk uitgaan van de beschouwing van Christus, moeten wij Hem ook kunnen ontdekken op het gelaat van al diegenen met wie Hijzelf zich heeft willen identificeren: "Want ik had honger en jullie hebben me te eten gegeven, ik had dorst en jullie hebben me te drinken gegeven, ik was vreemdeling en jullie hebben mij opgenomen, ik was naakt en jullie hebben mij gekleed, ik was ziek en jullie hebben naar me omgezien, ik was in de gevangenis en jullie kwamen naar me toe" (Mt. 25, 35-36). Deze bladzijde is niet zo maar een uitnodiging om lief te hebben; het is eigenlijk een bladzijde van een christologie die een lichtstraal op het mysterie van Christus doet schijnen. Aan deze bladzijde van het evangelie, evenzeer als aan haar orthodoxie, toetst de Kerk haar getrouwheid als bruid van Christus.
Men mag zeker niet vergeten dat niemand van onze liefde kan uitgesloten worden sinds "de Zoon van God door zijn menswording zich in zekere zin met elke mens heeft verenigd". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Volgens de ondubbelzinnige woorden van het evangelie, is er in de persoon van de armen een bijzondere tegenwoordigheid van Gods Zoon. Hij gaf zijn Kerk een voorkeur voor de armen als opdracht. Door die optie legt men getuigenis af van de eigen stijl van Gods liefde, zijn voorzienigheid, zijn barmhartigheid. Zo zaait men in de geschiedenis het zaad van het Godsrijk dat Jezus zelf er tijdens zijn aardse leven heeft neergelegd door allen die beroep op hem deden voor hun geestelijke en materiële noden, tegemoet te komen.