H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 2001
Hoe is Petrus tot dit geloof gekomen? Wat wordt er van ons gevraagd indien we met een groeiende overtuiging in zijn spoor willen stappen? Matteüs geeft ons een duidelijke aanwijzing in de woorden waarmee Jezus op Petrus' geloofsbelijdenis reageerde: "Niet vlees en bloed hebben jou dit onthuld, maar mijn Vader in de hemel" (Mt. 16, 17). De uitdrukking "vlees en bloed" verwijst naar de mens en zijn gewone manier van kennen. Maar sprekend over Jezus volstaat deze manier van kennen niet. Een "openbaringsgenade" van de Vader is daartoe vereist Vgl. Mt. 16, 17 . Lucas spreekt in dezelfde zin wanneer hij schrijft dat dit gesprek met de leerlingen plaats vond toen Hij "eens aan het bidden was" (Lc. 9, 18). Deze twee gelijklopende getuigenissen maken er ons op attent dat wij, met onze menselijke krachten alleen, nooit tot de volmaakte contemplatie van Jezus' gelaat zullen komen, maar dat dit slechts mogelijk is vanuit de genade. Enkel in stilte en gebed kan in ons een waarachtige, trouwe en coherente kennis van het mysterie rijpen en zich ontwikkelen. Dit mysterie wordt op een unieke wijze verwoord in de plechtige aanhef van het evangelie van Johannes: "Ja, het Woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid" (Joh. 1, 14).