H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 2001
"Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen" (Joh. 20, 20). Het gelaat van Christus dat de apostelen na de verrijzenis aanschouwde was hetzelfde als dit van Jezus, met wie ze gedurende ongeveer drie jaren samen hadden geleefd. In het tonen van "zijn handen en zijn zijde" (Joh. 20, 20) verzekerde hij hen van de overweldigende realiteit van zijn nieuw leven. Gemakkelijk zal het voor hen zeker niet geweest zijn om dit in geloof te aanvaarden. Slechts na een moeizame geestelijke zoektocht zijn de leerlingen van Emmaüs tot geloof gekomen Vgl. Lc. 24, 13-35 . De apostel Thomas kwam enkel tot geloof nadat hij persoonlijk de verrezen Heer ontmoet had Vgl. Joh. 20, 24-29 . Hoewel hij Jezus' lichaam gezien en aangeraakt had, was het in werkelijkheid enkel door het geloof dat hij ten volle kon binnentreden in het mysterie van dit gelaat. Dit was trouwens een ervaring die ook de leerlingen moesten doormaken tijdens het historische leven van Jezus; dit blijkt uit de vragen die bij hen opkwamen telkens wanneer zij geconfronteerd werden met de daden of de woorden van de Heer. We kunnen maar echt tot bij Jezus komen langs de weg van het geloof, een weg waarvan het evangelie zelf het verloop schijnt aan te geven in het bekende tafereel in de streek van Caesarea van Filippus Vgl. Mt. 16, 13-20 . Jezus geeft de indruk een eerste balans te willen opmaken van zijn zending en ondervraagt zijn leerlingen over wat "de mensen" over Hem zeggen. Hij krijgt als antwoord: "volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten" (Mt. 16, 14). Ongetwijfeld een pertinent antwoord, maar hoever is dit nog verwijderd van de waarheid. Het volk zal wel de uitzonderlijke religieuze dimensie van die "Rabbi", wiens uitspraken hen zo sterk boeiden, opgemerkt hebben, maar het was nog niet in staat om Hem te plaatsen boven de mannen van God die de geschiedenis van Israël hebben bepaald. In werkelijkheid is Jezus heel anders! Wat Hij van de zijnen verwacht, is juist die bijkomende stap naar de kennis die met de diepste realiteit van zijn persoon te maken heeft: "En jullie, wie ben Ik volgens jullie?" (Mt. 16, 15). Enkel de geloofsbelijdenis van Petrus, en met hem van de Kerk van alle tijden, brengt ons tot de kern die de diepte van het mysterie raakt: "U bent de Messias, de Zoon van de levende God" (Mt. 16, 16).