H. Paus Paulus VI - 1 januari 1967
De aflatenpraktijk nu, die zich geleidelijk aan heeft uitgebreid, is vooral toen in de historie van de Kerk als een opvallend feit naar voren gekomen, toen de pausen beslisten, dat sommige werken, passend bij het algemene welzijn van de Kerk, "beschouwd moesten worden als vervanging van iedere boete Vgl. Concilie van Clermont, Canones (28 nov 1095), 2. can. 2: (Mansi, SS Conciliorum collectio, 20, 816) "Een ieder die uitsluitend uit devotie, niet uit eer- of winstbejag, naar Jeruzalem is gegaan om Gods kerk te bevrijden, moet die reis als een volledige boetedoening worden aangerekend" en aan de gelovigen "die werkelijk berouw hadden en hun zonden hadden beleden" en die deze werken volbrachten "door de barmhartigheid van de almachtige God en vertrouwend op de verdiensten en het gezag van zijn apostelen", "uit de volheid van hun apostolische gezag", "niet alleen een volledige denkbare vergeving van al hun zonden" verlenen. Paus Bonifatius VIII, Bul, Antiquorum habet fida relatio (22 feb 1300), 1
Want de "eniggeboren Zoon van God heeft voor de strijdende Kerk een schat verworven. Deze schat nu heeft Hij via de heilige Petrus, sleuteldrager van de hemel, en diens opvolgers, zijn plaatsvervangers op aarde geschonken om ze aan de gelovigen tot hun heil uit te delen en ze om geëigende en aanvaardbare redenen nu eens voor een algehele, dan weer voor een gedeeltelijke kwijtschelding van de tijdelijke straf, die voor de zonden verschuldigd is, zowel algemeen als in bijzondere gevallen (in die mate waarin zij met God weten, dat het goed is) barmhartig toe te passen op hen die werkelijk berouwvol hun zonden hebben beleden. Dat tot de toeneming van deze schat de verdiensten van de heilige Moeder van God en van alle uitverkorenen een bijdrage leveren, is iedereen bekend". Vgl. Paus Clemens VI, Bul, Unigenitus Dei Filius (27 jan 1343), 5-7
Deze kwijtschelding van de tijdelijke straf, verschuldigd voor de zonden die - wat de schuld betreft - reeds vergeven zijn, wordt met een eigen naam 'aflaat' genoemd. Vgl. Paus Leo X, Bul, Aan Cajetanus de Vio, Pauselijk legaat, over de aflaten (fragment), Cum postquam (9 nov 1518), 1-2
Deze aflaat heeft enkele dingen gemeen met andere manieren of wegen om de overblijfselen van de zonden weg te nemen, maar tegelijk is ze van die wegen volstrekt onderscheiden.
Want wanneer de Kerk bij de aflaat gebruik maakt van haar macht om de verlossing van Christus de Heer te bedienen, dan bidt zij niet alleen, maar deelt op gezagvolle wij ze aan de goed gedisponeerde christengelovige de schat van voldoeningen van Christus en de heiligen uit ter vergeving van de tijdelijke straf. Vgl. H. Paus Paulus VI, Brief, Aan Weleerwaarde Constantinum Koser, Ordinis Fratrum Minorum Vicarium Generalem, bij gelegenheid van het 700 jarig bestaan van de aflaat aan Sint Franciscus door Paus Honorius III, Sacrosancta Portiunculae ecclesia (14 juli 1966), 4
Het doel dat het kerkelijk gezag zich bij het verlenen van aflaten stelt, is hierin gelegen, dat zij niet alleen de christengelovigen helpt bij de uitboeting van de verdiende straffen, maar ook dat zij hen stimuleert om werken van vroomheid, liefde en boetvaardigheid te voltrekken, vooral die welke leiden tot groei van het geloof en tot het algemene welzijn bijdragen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Brief, Aan Weleerwaarde Constantinum Koser, Ordinis Fratrum Minorum Vicarium Generalem, bij gelegenheid van het 700 jarig bestaan van de aflaat aan Sint Franciscus door Paus Honorius III, Sacrosancta Portiunculae ecclesia (14 juli 1966), 2
Als de christengelovigen de aflaten aanwenden tot steun aan de overledenen, beoefenen zij op uitnemende wijze de liefde en, terwijl zij het hemelse overdenken, maken zij op juistere wijze gebruik van het aardse.
Deze leer heeft het leergezag van de Kerk in allerlei documenten verdedigd en nader verklaard. Paus Clemens VI, Bul, Unigenitus Dei Filius (27 jan 1343), 6 Paus Clemens VI, Brief, Aan Mekhitar (=Consolator), de Katholikos van de Armeniërs, Super quibusdam (29 sept 1351), 11 Paus Martinus V, Decreet, Decreet, bevestigt "Errores Johannis Wyclif" van het Concilie van Konstanz, Inter Cunctas (22 feb 1418), 26 Paus Sixtus IV, Bul, Aflaatbul ten gunste van de kerk van St. Petrus te Saintes, Salvator noster (3 aug 1476) Paus Sixtus IV, Encycliek, Over het geven van aflaten, Romani Pontificis provida (27 nov 1477), 4-5 Paus Leo X, Bul, Over de dwalingen van Martin Luther, Exsurge Domine (15 juni 1520), 17-22 Paus Pius VI, Constitutie, Tegen de Gallicaanse en Jansenistische dwalingen van de Synode van Pistoia (1786), Auctorem fidei - Errores Synodi Pisoriensis (28 aug 1794), 40-42 Paus Pius XI, Apostolische Constitutie, Aankondiging van het bijzondere Heilig Jaar, 1900 na Christus Verrijzenis, Quod Nuper (1 jan 1933) Paus Pius XII, Bul, Aankondiging van het Heilige Jaar 1950, Iubilaeum maximum (26 mei 1949) In de aflatenpraktijk zijn zo nu en dan weliswaar misbruiken ingeslopen, zowel omdat "door ongepaste en overbodige aflaten" met minachting over de macht van de Kerk gesproken werd en de boetvaardige voldoening werd ontkracht, Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd. 62. Over de relikwieën van heiligen, Caput 62. De reliquiis Sanctorum (11 nov 1215), 2 alsook omdat vanwege 'winstbejag' de naam van de aflaten werd bezoedeld. Vgl. Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over aflaten, Sessio XXV - Decretum de indulgentiis (4 dec 1563), 1 De Kerk echter, die de misbruiken uitzuivert en corrigeert, leert, "dat de aflatenpraktijk, zeer heilzaam voor het christenvolk en goedgekeurd door het gezag van heilige concilies, in de Kerk behouden dient te blijven en schrijft ze voor en veroordeelt met de ban hen die ofwel beweren, dat ze nutteloos zijn, ofwel ontkennen, dat de Kerk de macht heeft aflaten te verlenen". Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over aflaten, Sessio XXV - Decretum de indulgentiis (4 dec 1563), 1
Om heel kort het voornaamste in herinnering te roepen, leert dit heilzame gebruik op de eerste plaats: "dat het kwaad en bitter is God, de Heer, te hebben verlaten". (Jer. 2, 19) Want wanneer de gelovigen aflaten verdienen, begrijpen zij, dat zij niet door eigen krachten het kwaad uit kunnen boeten dat zij door hun zonde zelf, ja zelfs heel de gemeenschap hebben toegebracht, en dus worden zij opgewekt tot een heilzame nederigheid.
Vervolgens leert de aflatenpraktijk, hoezeer wij door een intieme band onder elkaar met Christus verbonden zijn en hoeveel het bovennatuurlijk leven van ieder afzonderlijk bij kan dragen tot anderen, zodat ook zij gemakkelijker en nauwer met de Vader verenigd kunnen worden. De aflatenpraktijk spoort dus op doeltreffende wijze aan tot liefde, en beoefent deze op uitnemende wijze, als aan de broeders, die in Christus ontslapen zijn, hulp geboden wordt.
Ook mag men niet uit het oog verliezen, dat de gelovigen zich door het verdienen van aflaten gewillig onderwerpen aan de wettige herders van de Kerk en met name aan de opvolger van de heilige Petrus, de sleuteldrager van de hemel, omdat de Zaligmaker zelf hun heeft opgedragen om zijn Kerk te weiden en te leiden.
Het heilzame instituut van de aflaten draagt er dus op zijn eigen wijze toe bij, dat de Kerk zonder vlek of rimpel, maar heilig en onbesmet Vgl. Ef. 5, 27 aan Christus wordt aangeboden, op wonderbaarlijke wijze in Christus één door een bovennatuurlijke liefdesband. Met behulp van de aflaten immers worden de leden van de lijdende Kerk des te sneller gevoegd bij de hemelse Kerk, door diezelfde aflaten wordt het rijk van Christus steeds meer en vlugger hersteld,"totdat wij allen tezamen geraken tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de Volheid van de Christus". (Ef. 4, 13)
Terwijl de Kerk haar gelovigen aanspoort om de heilige overleveringen van de vaders niet los te laten of gering te schatten, maar deze gelovig te aanvaarden als een kostbare schat van het katholieke gezin en zich door die tradities te laten leiden, laat zij toch toe, dat een ieder - met de onaantastbare en rechtmatige vrijheid van de kinderen Gods - van deze middelen tot heiliging en zuivering gebruik maakt; maar zij roept altijd weer bij hen in herinnering, wat voor de verwerving van het heil voorgehouden moet worden als noodzakelijk of beter of doeltreffender. Vgl. H. Thomas van Aquino, In libros Sententiarum. dist 20, q. 1, a. 3, q. 1a, 2, ad 2 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Suppl. q. 25, a. 2, ad 2): "... ofschoon deze aflaten bijzonder heilzaam zijn met betrekking tot de kwijtschelding van straf, toch zijn andere boetewerken verdienstelijker met het oog op de wezenlijke beloning; deze is oneindig beter dan kwijtschelding van tijdelijke straf".
Om nu de aflatenpraktijk zelf tot grotere waardigheid en achting te brengen, heeft onze moeder de heilige Kerk het nuttig geoordeeld iets te vernieuwen in de praktijk daarvan en heeft zij besloten om nieuwe normen te geven.