
H. Paus Paulus VI - 1 januari 1967
Om heel kort het voornaamste in herinnering te roepen, leert dit heilzame gebruik op de eerste plaats: "dat het kwaad en bitter is God, de Heer, te hebben verlaten". (Jer. 2, 19) Want wanneer de gelovigen aflaten verdienen, begrijpen zij, dat zij niet door eigen krachten het kwaad uit kunnen boeten dat zij door hun zonde zelf, ja zelfs heel de gemeenschap hebben toegebracht, en dus worden zij opgewekt tot een heilzame nederigheid.
Vervolgens leert de aflatenpraktijk, hoezeer wij door een intieme band onder elkaar met Christus verbonden zijn en hoeveel het bovennatuurlijk leven van ieder afzonderlijk bij kan dragen tot anderen, zodat ook zij gemakkelijker en nauwer met de Vader verenigd kunnen worden. De aflatenpraktijk spoort dus op doeltreffende wijze aan tot liefde, en beoefent deze op uitnemende wijze, als aan de broeders, die in Christus ontslapen zijn, hulp geboden wordt.