H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
Het eucharistische geheim - offer, tegenwoordigheid, maaltijd - verdraagt noch reductie noch exploitatie. Het moet in zijn geheel ervaren worden, hetzij in de gebeurtenis van het feest, hetzij in het intieme tweegesprek met Jezus, die men zojuist in de heilige communie heeft ontvangen, hetzij in biddende overweging bij de eucharistische aanbidding buiten de heilige Mis. De Kerk wordt aldus stevig opgebouwd en wat zij werkelijk is, blijkt: één, heilig, katholiek en apostolisch: volk, tempel en familie van God; lichaam en Bruid van Christus, bezield door de heilige Geest; universeel heilssacrament en hiërarchisch geordende gemeenschap.
De weg die de Kerk aflegt in deze eerste jaren van het derde millennium is ook een weg van hernieuwde oecumenische inzet. De laatste jaren van het tweede millennium, die hun hoogtepunt vonden in het grote Jubileum, hebben ons in die richting gedreven, doordat zij alle gedoopten aanspoorden, om te beantwoorden aan het gebed van Jezus "ut unum sint" (Joh. 17, 11). Een dergelijke weg is lang en vol hindernissen die de menselijke krachten te boven gaan; maar wij hebben de Eucharistie, en in haar presentie mogen wij in de diepte van ons hart dezelfde woorden vernemen die de profeet Elia heeft gehoord, juist alsof ze tot ons gericht waren: "Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven" (1 Kon. 19, 7). De eucharistische schat, die de Heer ons ter beschikking heeft gesteld, geeft ons vleugels op weg naar het doel van het volle delen van deze schat met alle broeders en zusters met wie ons de gemeenschappelijke doop verbindt. Om een dergelijke schat echter niet te verkwisten, is het noodzakelijk om de vereisten te eerbiedigen die voortvloeien uit het feit dat het het Sacrament van de gemeenschap in het geloof en in de apostolische successie is.
Door aan de Eucharistie alle belang toe te kennen die zij verdient en door met grote aandacht ervoor te waken niets van haar dimensie of aanspraak af te doen laten we zien dat we ons werkelijk bewust zijn van de grootheid van deze gave. Een ononderbroken overlevering nodigt ons daartoe uit, die vanaf de eerste eeuwen getuigt van de waakzaamheid van de christelijke gemeenschap met betrekking tot het bewaren van deze 'schat'. Gedreven door de liefde bekommert de Kerk zich erom het geloof in het mysterie van de Eucharistie en de betreffende leer aan de volgende christelijke generaties door te geven, zonder daarvan ook maar één fragment op te geven. Er bestaat geenszins het gevaar in de zorg voor dit mysterie te overdrijven, aangezien "in dit sacrament het hele geheim van ons heil is samengevat". H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 83, a. 4c.