H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
In de Eucharistie is de Kerk volledig verenigd met Christus en zijn offer en maakt zij zich de geest van Maria eigen. Deze waarheid laat zich verdiepen wanneer wij het Magnificat in eucharistische zin herlezen. Net als de lofzang van Maria is de Eucharistie vóór alles lof- en dankzegging. Als Maria uitroept: "Hoog verheft nu mijn ziel de Heer en verrukt is mijn geest om God mijn Verlosser" (Lc. 1, 46), draagt zij Jezus in haar schoot. Zij looft de Vader 'om' Jezus, maar zij looft hem ook 'in' Jezus en 'met' Jezus. Dat is precies de juiste eucharistische houding.
Tegelijkertijd gedenkt Maria de wonderbare daden van God in de heilsgeschiedenis, overeenkomstig de belofte aan de vaderen, Vgl. Lc. 1, 55 en verkondigt het alles overtreffende wonder van de verlossende menswording.
In het Magnificat is uiteindelijk ook de eschatologische spanning van de Eucharistie aanwezig. Iedere keer, wanneer de Zoon Gods zich in de 'armoedige' sacramentele tekenen van boord en wijn aan ons toont, wordt in de wereld de kiem gelegd van die nieuwe geschiedenis, waarin 'machtigen van hun troon gestoten' en de 'eenvoudigen tot aanzien' Vgl. Lc. 1, 52 gebracht worden.
Maria bezingt deze 'nieuwe hemel' en 'nieuwe aarde', waarop de Eucharistie vooruitloopt en daarin vinden zij in zekere zin hun 'programma'.
Het Magnificat drukt Maria's spiritualiteit uit en er is niets beters dan deze spiritualiteit die ons kan helpen het mysterie van de Eucharistie te ervaren.
De Eucharistie is ons gegeven opdat ons leven, net als dat van Maria, geheel een Magnificat mag worden!"