H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
“Mysterium fidei! – het mysterie van het geloof!” Wanneer de priester deze woorden uitspreekt of zingt antwoorden alle aanwezigen: “Heer Jezus, wij verkondigen uw dood, en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt”.
Met deze of soortgelijke woorden openbaart de Kerk, terwijl zij Christus laat zien in het geheim van zijn passie, ook haar eigen geheim: Ecclesia de Eucharistia. Voordat de Kerk door de gave van de heilige Geest met Pinksteren naar buiten treedt en uitgaat over de wegen van de wereld, is zeker de instelling van de Eucharistie in het Cenakel een beslissend moment van haar vorming. Haar fundament en haar bron is heel het Triduum Paschale (Paastriduüm), maar dit is als het ware voor altijd bijeengebracht, voorafgebeeld en geconcentreerd in het geschenk van de Eucharistie. In dit geschenk vertrouwde Jezus Christus aan zijn Kerk toe dat zij voor altijd het Paasmysterie tegenwoordig zou stellen. Met deze gave stichtte Hij een mysterieuze ‘gelijktijdigheid’ tussen dat triduüm en de loop van de eeuwen. De gedachte hieraan roept in ons gevoelens op van grote verbijstering en dankbaarheid. In de gebeurtenis van Pasen en in de Eucharistie die haar de eeuwen door tegenwoordig stelt, is er een werkelijk enorm ‘vermogen’ dat heel de geschiedenis omvat als de ontvanger van de genade van de verlossing.
Deze verbijstering moet de Kerk altijd vervullen wanneer zij zich verzamelt voor de viering van de Eucharistie maar op heel bijzondere wijze zou zij de bedienaar van de Eucharistie moeten vervullen. Want hij is het die door het gezag dat hem gegeven is in het Sacrament van de priesterwijding, de consecratie voltrekt. Hij is het die zegt, met de macht die tot hem komt van Christus in het Cenakel: “Dit is Mijn lichaam dat voor u zal worden overgeleverd ... dit is de beker van Mijn bloed dat voor u zal worden vergoten ... .” De priester zegt deze woorden, of liever hij stelt zijn stem ter beschikking van Hem die deze woorden sprak in de Bovenzaal en die wil dat zij worden herhaald in elke generatie door allen die in de Kerk door hun wijding deel hebben aan Zijn priesterschap.