H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
De kerkelijke communio, waaraan ik reeds herinnerd heb, is ook zichtbaar, en vindt haar uitdrukking in de banden die door hetzelfde Concilie worden opgenoemd wanneer het leert: "Volledig in de kerkelijke gemeenschap ingelijfd, zijn degenen die, met de Geest van Christus begiftigd, haar gehele organisatie en al haar ingestelde heilsmiddelen aanvaarden en tevens in haar zichtbare organisatie met Christus, die haar door de opperherder en de bisschoppen bestuurt, verbonden blijven: dit zijn immers de banden van de geloofsbelijdenis, de sacramenten, het kerkelijk bestuur en de gemeenschap." Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14
Aangezien de Eucharistie de hoogste sacramentele manifestatie is van de communio in de Kerk, dient zij ook te worden gevierd in een context van eerbied voor de uitwendige gemeenschapsbanden. Op een bijzondere manier is zij "het hoogtepunt van het geestelijke leven en het doel van alle sacramenten" H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 73, a. 3c; vandaar dat vereist is dat de gemeenschapsbanden in de Sacramenten, in het bijzonder in het Doopsel en in de Priesterwijding, echt zijn. Het is niet mogelijk om de communie te geven aan iemand die niet gedoopt is of aan iemand die de volle geloofswaarheid met betrekking tot het eucharistische mysterie verwerpt. Christus is de waarheid en Hij getuigt van de waarheid Vgl. Joh. 14, 6 Vgl. Joh. 18, 37 ; het Sacrament van zijn lichaam en bloed duldt geen valse voorspiegelingen.