H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
De onzichtbare communio die volgens haar natuur steeds groeit, vooronderstelt het leven van de genade, waardoor men "deel aan Gods eigen wezen" (2 Pt. 1, 4) krijgt, evenals de praktijk van de deugden van geloof, hoop en liefde. Alleen zo hebben wij waarachtig gemeenschap met de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Het geloof volstaat niet; we moeten volharden in de heiligmakende genade en in de liefde, terwijl we zowel 'lichamelijk' als 'in ons hart' binnen de Kerk blijven Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14; wat vereist wordt, in de woorden van de heilige Paulus, is "het geloof dat door de liefde werkzaam is" (Gal. 5, 6).
Deze onzichtbare banden intact laten is een specifieke morele plicht voor de christen die volledig wil deelnemen aan de Eucharistie door het lichaam en het bloed van Christus te ontvangen. Tot deze plicht roept de apostel Paulus de gelovige op met de aansporing: "Iedereen moet zichzelf onderzoeken alvorens van het brood te eten en uit de beker te drinken" (1 Kor. 11, 28). De heilige Johannes Chrysostomus vermaant met de kracht van zijn welsprekendheid de gelovigen: "Ook ik verhef mijn stem, smeek, vraag en bezweer jullie om niet te naderen tot deze heilige tafel met een bevlekt en verdorven geweten. Een dergelijke toenadering zal men echt nooit communie kunnen noemen, ook wanneer wij duizend keer het lichaam van de Heer aanraken, maar verdoemenis, pijn en vermeerdering van de straffen." H. Johannes Chrysostomos, Homiliae in Isaiam. 6, 3, in: PG 56, 139
Langs deze zelfde lijnen stelt de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) terecht vast dat "Hij die zich van een zware zonde bewust is, het Sacrament van de Verzoening moet ontvangen voordat hij te communie gaat." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1385 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 916 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 711 Daarom wens ik opnieuw te beklemtonen dat in de Kerk van kracht blijft, nu en in de toekomst, de regel waarmee het Concilie van Trente concreet uitdrukking gaf aan de ernstige vermaning van de apostel Paulus toen het bevestigde dat, om de Eucharistie op waardige wijze te ontvangen, "de belijdenis van de zonden vooropgesteld moet worden, wanneer men zich bewust is van een doodzonde". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de penitenciers van de vier patriarchale basilieken, Het sacrament van de verzoening vormt het christelijk geweten (30 jan 1981) Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 12-13.27