H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
De viering van de Eucharistie kan echter niet het beginpunt zijn van gemeenschap; het vooronderstelt dat de gemeenschap reeds bestaat, een gemeenschap die zij zoekt te bestendigen en tot volmaaktheid te brengen. Het sacrament is een uitdrukking van die gemeenschapsband zowel in zijn onzichtbare dimensie die ons in Christus door de werking van de heilige Geest met de Vader en onderling verbindt, als in de zichtbare dimensie die de gemeenschap in de leer van de apostelen, in de sacramenten en in de hiërarchische orde betreft. De innige relatie die er bestaat tussen de onzichtbare elementen en de zichtbare elementen van de kerkelijke gemeenschap bouwt als het ware de Kerk op als sacrament van het heil. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 4 Alleen in deze samenhang kan er een geldige viering van de Eucharistie zijn, en een echte deelneming daaraan. Daaruit volgt dat het een intrinsiek vereiste van de Eucharistie is dat zij gevierd wordt in communio en wel zó dat de verschillende banden van die gemeenschap intact blijven.