H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
De leer van de katholieke Kerk over de betrekking tussen het priesterlijke ambt en de Eucharistie en haar leer over het eucharistische offer zijn beide in de afgelopen decennia onderwerp van een vruchtbare dialoog geweest in het kader van de oecumene. We moeten dank zeggen aan de heilige Drie-eenheid voor de aanmerkelijke voortgang en toenadering die op dit vlak zijn bereikt, die ons doen hopen dat wij eens het geloof ten volle zullen delen. Niettemin blijven de constateringen van het Concilie ten aanzien van de Kerkelijke Gemeenschappen die in het Westen opkwamen vanaf de zestiende eeuw en die gescheiden zijn van de katholieke Kerk, volledig van kracht: "Weliswaar ontbreekt bij de van ons gescheiden kerkelijke gemeenschappen die volle eenheid met ons die in het verlengde van het doopsel ligt en hebben zij naar onze geloofsopvatting, vooral door tekorten in het wijdingssacrament, niet ongeschonden de werkelijkheid van het eucharistisch mysterie bewaard zoals die oorspronkelijk bedoeld is. Maar wanneer zij bij het heilig avondmaal de dood en de verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij, dat daarin het leven in de gemeenschap met Christus tot uitdrukking wordt gebracht en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst." 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22
Daarom moeten de katholieke gelovigen, terwijl zij toch de religieuze overtuigingen van deze gescheiden broeders respecteren, zich onthouden van deelname aan de communie die in hun vieringen wordt uitgedeeld, om geen tweeduidigheid te wekken over de natuur van de Eucharistie en als gevolg daarvan hun plicht te verzaken, getuigenis te geven van de waarheid. Dit zou tenslotte de voortgang naar volledige zichtbare eenheid vertragen die geboekt is. Het is evenzo ondenkbaar om de zondagsmis te vervangen door oecumenische woordvieringen of gemeenschappelijke gebedsdiensten met christenen van de hiervoor genoemde Kerkelijke Gemeenschappen of zelfs deelname aan hun eigen liturgische diensten. Zulke vieringen en diensten, hoe prijzenswaardig ook in bepaalde omstandigheden, bereiden het doel van volledige communio voor, inclusief de eucharistische gemeenschap, maar kunnen die niet vervangen. Het feit dat de volmacht om de Eucharistie te consacreren alleen aan bisschoppen en priesters is toevertrouwd betekent in genen dele een onderwaardering van de rest van het Volk van God, want in de communie van het ene Lichaam van Christus dat de Kerk is wordt deze gave uitgereikt tot welzijn van allen.