H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
Door de eucharistische Communie wordt de Kerk tegelijkertijd gesterkt in haar eenheid als Lichaam van Christus. De heilige Paulus richt zich op deze eenheidsstichtende werking van de eucharistische maaltijd wanneer hij aan de Korintiërs schrijft: "Het brood dat wij breken, geeft ons gemeenschap met het lichaam van Christus. Omdat het één brood is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allemaal hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 16-17). Het commentaar van de heilige Johannes Chrysostomus is precies en diepzinnig:
"Wat is dan dit brood? Het is het lichaam van Christus. Wat worden zij die het ontvangen? Het lichaam van Christus: niet verschillende lichamen, maar één enkel lichaam. Inderdaad, zoals het brood helemaal één is, ofschoon het is samengesteld uit verschillende graankorrels die, ofschoon men ze niet ziet, zich in het brood bevinden, zodanig dat hun verschil verdwijnt aangezien zij een volmaakt geheel zijn gaan vormen, zo zijn ook wij op dezelfde wijze onderling verenigd en allen samen met Christus." H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,2, in: pg 61, 200 Vgl. Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. IX, 4, in: F.X. Funk I, 22; SCh 248, 177 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. LXIII, 13, in: pl 4, 384.
De argumentatie is overtuigend: Onze vereniging met Christus die een geschenk en een genade is voor ieder van ons maakt het voor ons mogelijk, in Hem, te delen in de eenheid van zijn lichaam dat de Kerk is. De Eucharistie versterkt het opgenomen worden in Christus, dat plaatsvond in het doopsel door de gave van de Geest. Vgl. 1 Kor. 12, 13.27
Het gezamenlijk en onscheidbaar handelen van de Zoon en van de Heilige Geest, dat aan het begin staat van de Kerk, van haar vestiging en van haar voortduren, voltrekt zich in de Eucharistie. Dit was zonneklaar voor de auteur van de Liturgie van de heilige Jakobus: in de epiclese van de anafora wordt aan God de Vader gevraagd om de Heilige Geest over de gelovigen te zenden en over de offergaven, opdat het lichaam en het bloed van Christus "voor allen die eraan deelhebben ... dient tot heiliging van hun zielen en hun lichamen". PO 26, 206 De Kerk wordt versterkt door de goddelijke Vertrooster door de heiliging van de gelovigen in de Eucharistie.