
H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
In de loop van het grote Jubileum van het jaar 2000 mocht ik de Eucharistie vieren in het Cenakel te Jeruzalem; daar waar zij volgens de overlevering voor het eerst door Christus zelf werd voltrokken. De Bovenzaal is de plaats waar dit heiligste Sacrament werd ingesteld. Daar nam Christus het brood in zijn handen, brak het, en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: “Neemt en eet allen hiervan: dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd” Vgl. Mt. 26, 26 Vgl. Lc. 22, 19 Vgl. 1 Kor. 11, 24 . Daarna nam Hij de kelk met wijn in zijn handen en zei tot hen: “Neemt en drinkt allen hieruit: dit is de kelk van het nieuwe en eeuwige Verbond, mijn bloed dat voor u en voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden” Vgl. Mc. 14, 24 Vgl. Lc. 22, 20 Vgl. 1 Kor. 11, 25 . Ik ben de Heer Jezus dankbaar dat ik juist op deze plaats in gehoorzaamheid aan zijn opdracht mocht herhalen: “Blijf dit doen om Mij te gedenken” (Lc. 22, 19), die woorden die Hij 2000 jaar geleden heeft uitgesproken.
Hebben de apostelen die deelnamen aan het Laatste Avondmaal de betekenis van die woorden begrepen, die uit de mond van Christus kwamen? Misschien niet. Deze woorden zouden pas volkomen helder worden aan het einde van het Triduum Sacrum (de heilige Drie Dagen), dat wil zeggen de tijd van donderdagavond tot zondagochtend. Deze dagen omvatten het Mysterium Paschale (het Paasmysterie), en ook het Mysterium Eucharisticum (mysterie van de Eucharistie).