H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
Het Pasen van Christus omvat met het lijden en de dood ook zijn opstanding. Daaraan herinnert de acclamatie van het volk na de consecratie: “Wij belijden dat Gij verrezen zijt.” Het eucharistische offer stelt niet alleen het geheim van het lijden en de dood van de Verlosser tegenwoordig, maar ook het geheim van de verrijzenis die zijn offer bekroonde. Juist als de Levende en de Verrezene kan Christus zich in de Eucharistie tot het “brood des levens” (Joh. 6, 35.48), tot “levend brood” (Joh. 6, 51) maken. De heilige Ambrosius prentte dit de pasgedoopten als toepassing van de verrijzenisgebeurtenis voor hun eigen leven in: “Wanneer Christus vandaag de uwe is, dan staat Hij voor u iedere dag op uit de doden.” H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). V,4,26: CSEL 73, 70 De heilige Cyrillus van Alexandrië maakt ook duidelijk dat het deelnemen aan de heilige Mysteriën “een echte belijdenis en een echte gedachtenis zijn, dat de Heer gestorven is en tot het leven is teruggekeerd voor ons en voor ons heil”. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. XII, 20: PG 74, 726