Paus Franciscus - 11 november 2021
De verrijzenis van Christus bezielt de aardse verwachtingen met de “grote hoop” op het eeuwig leven en legt reeds in de tegenwoordige tijd de kiem van het heil. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 3.7 De bittere teleurstelling over zoveel stukgelopen dromen, de zorg over de uitdagingen die voor ons liggen, de ontmoediging vanwege de armoede van onze middelen maken de verleiding groot om ons op te sluiten in ons eigen individualistisch egoïsme en te vluchten in onverschilligheid voor het lijden van anderen. Inderdaad, ook de beste middelen zijn beperkt: “Ook wie jong is, wordt moe en raakt uitgeput, en jonge mannen kunnen zeker bezwijken” (Jes. 40, 30). Maar God “geeft aan de vermoeide weer sterkte, aan de onvermogende een overvloed van kracht. {...} Zij die bouwen op de Heer, vernieuwen hun kracht en slaan hun vleugels als adelaars uit; zij lopen en worden niet moe, zij rennen en raken niet uitgeput” (Jes. 40, 29.31). De Veertigdagentijd roept ons op om ons geloof en onze hoop weer te stellen op de Heer Vgl. 1 Petr. 1, 21 , want alleen met onze blik op de verrezen Jezus Christus . Vgl. Heb. 12, 2 kunnen wij de aansporing van de apostel aanvaarden: “Laten wij niet moe worden goed te doen” (Gal. 6, 9).
Laten wij niet moe worden te bidden. Jezus heeft geleerd dat het noodzakelijk is “steeds te bidden en daarin niet te versagen” (Lc. 18, 1). Wij hebben behoefte aan bidden, omdat wij behoefte hebben aan God. Genoeg hebben aan onszelf is een gevaarlijke illusie. Als de pandemie ons onze persoonlijke en maatschappelijke broosheid heeft doen voelen, moge deze Veertigdagentijd ons dan de troost laten ervaren van het geloof in God, zonder Wie wij geen standvastigheid kunnen hebben. Vgl. Jes. 7, 9 Niemand wordt alleen gered, omdat wij allen in hetzelfde schuitje zitten in de stormen van de geschiedenis; Vgl. Paus Franciscus, Urbi et Orbi, "Urbi et Orbi" - Bijzonder moment van gebed ten tijde van de epidemie (2020) - Narthex van de Sint Pieter, "Waarom ben je bang? Heb je nog geen vertrouwen?" - (27 mrt 2020), 1, maar bovenal wordt niemand gered zonder God, want alleen het paasmysterie van Jezus Christus geeft de overwinning op de donkere wateren van de dood. Het geloof stelt ons niet vrij van de beproevingen van het leven, maar stelt ons in staat ze te doorstaan, verenigd met God in Christus, met de grote hoop die niet teleurstelt en waarvan het onderpand de liefde is die God in onze harten heeft gestort door de Heilige geest. Vgl. Rom. 5, 1-5
Laten wij niet moe worden het kwaad uit ons leven uit te roeien. Moge het lichamelijk vasten waartoe ons de Veertigdagentijd oproept, onze geest versterken voor de strijd tegen de zonde. Laten wij niet moede te worden vergeving te vragen in het sacrament van boete en verzoening, wetende dat God nooit moe wordt te vergeven. Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, Vijfde zondag door het Jaar - Jaar C, Barmhartigheid verandert de wereld (17 mrt 2013), 2 Laten wij niet moe worden te strijden tegen begeerte, die zwakheid die tot egoïsme en alle kwaad leidt, en die in de loop der eeuwen verschillende wegen heeft gevonden waardoor zij de mensen in de zonde stort. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 166 Een van die wegen is het risico van de verslaving aan de digitale media, waardoor menselijke relaties verarmen. De Veertigdagentijd is een gunstige tijd om aan deze valkuilen weerstand te bieden en in plaats daarvan een meer integrale menselijke communicatie te cultiveren Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 43, die bestaat uit “echte ontmoetingen” Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 50, van persoon tot persoon.
Laten wij niet moe worden goed te doen in actieve naastenliefde. Laten wij gedurende deze Veertigdagentijd met vreugde aalmoezen geven. Vgl. 2 Kor. 9, 7 God, “die de zaaier zaad verschaft en voedsel om te eten” (2 Kor. 9, 10) zorgt voor ieder van ons, niet alleen opdat wij iets te eten hebben, maar ook opdat wij edelmoedig zouden zijn in het doen van het goede voor anderen. Als het waar is dat heel ons leven een tijd is om het goede te zaaien, laten wij dan in het bijzonder deze Veertigdagentijd aangrijpen om te zorgen voor wie dicht bij ons zijn, om de naasten te worden voor de broeders en zusters die gewond zijn op de weg van het leven. Vgl. Lc. 10, 25-37 De Veertigdagentijd is een gunstige tijd om wie in nood verkeert, te zoeken, en niet om hem te vermijden; een gunstige tijd om hen te roepen die verlangen naar een luisterend oor en een goed woord, en hen niet te negeren; een gunstige tijd om te bezoeken wie onder eenzaamheid lijdt, en hen niet in de steek te laten. Laten wij de oproep om het goede te doen jegens allen in praktijk brengen door de tijd te nemen om de kleinsten en meest weerlozen lief te hebben, degenen die in de steek gelaten en die veracht zijn, degenen die gediscrimineerd en gemarginaliseerd worden. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 193