Paus Franciscus - 11 november 2021
Geliefde broeders en zusters,
De Veertigdagentijd is een gunstige tijd voor persoonlijke en gemeenschappelijke vernieuwing, die ons brengt naar het Pasen van Jezus Christus, die gestorven en opgestaan is. Voor de weg van de Veertigdagentijd van 2022 zal het goed zijn ons te bezinnen op de aansporing van de heilige Paulus tot de Galaten: “Laten we niet moede worden goed te doen: als we de moed niet verliezen, zullen we te zijner tijd de oogst binnenhalen. Laten we dus, zolang we tijd hebben, goed doen aan allen” (Gal. 6, 9-10a).
In deze passage roept de apostel het beeld op van het zaaien en het oogsten, dat Jezus zo dierbaar is. Vgl. Mt. 13 De heilige Paulus spreekt ons van een kairós: een gunstige tijd om het goede te zaaien met het oog op de oogst. Wat is deze gunstige tijd voor ons? Het is zeker de Veertigdagentijd, maar het geldt ook voor heel het aardse bestaan, waarvan de Veertigdagentijd in zekere zin een beeld is. Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. 243, 9,8; 270, 3 Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 110, 1 In ons leven hebben maar al te vaak de overhand de hebzucht en hoogmoed, het verlangen om te hebben, te vergaren en te consumeren. Dat laat de dwaze man uit de parabel in het evangelie zien, die zijn leven veilig en gelukkig achtte vanwege de grote oogst die opgeslagen was in zijn graanschuren. Vgl. Lc. 12, 16-21
De Veertigdagentijd nodigt ons uit tot bekering, tot verandering van mentaliteit, zodat het leven zijn waarheid en schoonheid heeft, niet zozeer in het hebben als wel in het geven, niet zozeer in het vergaren als wel in het zaaien van het goede en het samen delen.
De eerste boer is God zelf, die edelmoedig “in de mensheid kiemen van het goede blijft zaaien”. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 54 Gedurende de Veertigdagentijd worden wij opgeroepen om een antwoord te geven op Gods gave door zijn “levend en krachtig” (Heb. 4, 12) Woord te verwelkomen. Door ijverig naar Gods woord te luisteren ontwikkelt zich een prompte bereidwilligheid om zijn handelen na te volgen Vgl. Jac. 1, 21
, die ons leven vruchtbaar maakt. Als dat ons al vreugde schenkt, dan is nog groter de oproep om “medewerkers van God” (1 Kor. 3, 9) te zijn door de tegenwoordige tijd goed te gebruiken Vgl. Ef. 5, 16
, opdat ook wij kunnen zaaien door het goede te doen. Deze oproep om het goede te zaaien moet niet als een last gezien worden, maar als een genade waarmee de Schepper ons actief deel wil laten uitmaken van zijn vruchtbare grootmoedigheid.
En het oogsten? Gebeurt al het zaaien niet met het oog op de oogst? Zeker. De nauwe band tussen het zaaien en de oogst wordt ook door heilige Paulus bevestigd: “Wie karig zaait, zal karig oogsten: wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten” (2 Kor. 9, 6). Maar over wat voor oogst gaat het? Een eerste vrucht van het goede dat gezaaid is, vinden we in onszelf en in onze dagelijkse relaties, zelfs in de kleinste gebaren van goedheid. Bij God gaat geen enkele daad van liefde, hoe klein ook, en geen enkele “edelmoedige inspanning” verloren. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 279 Zoals een boom herkend wordt aan zijn vruchten. Vgl. Mt. 7, 16.20
, zo ook straalt een leven vol goede werken als een licht Vgl. Mt. 5, 14-16
en draagt het de geur van Christus in de wereld. Vgl. 2 Kor. 2, 15
God dienen, vrij van de zonde, brengt vruchten van heiliging voort tot heil van allen. Vgl. Rom. 6, 22
In werkelijkheid zien wij maar een klein deel van de vrucht van wat wij zaaien, want zo luidt het gezegde uit het evangelie “de een zaait, de ander maait” (Joh. 4, 37). Juist door te zaaien voor het welzijn van anderen nemen wij deel aan Gods grootmoedigheid: “Het is een grote edelmoedigheid om processen op gang te kunnen brengen waarvan de vruchten door anderen geoogst zullen worden, waarbij de hoop gevestigd is op de geheime kracht van het goede dat wordt gezaaid”. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 196 Het goede zaaien voor anderen bevrijdt ons van de enge logica van het persoonlijke gewin en verleent ons handelen de weidse adem van belangeloosheid, waardoor wij worden opgenomen in de wonderbare horizon van Gods welwillende plannen.
Het Woord van God verruimt en verheft onze blik nog verder: het verkondigt ons dat de meest ware oogst de eschatologische is, die van de laatste dag, de dag die niet ondergaat. De voltooide vrucht van ons leven en ons handelen is de “vrucht tot eeuwig leven” (Joh. 4, 36), die onze “schat in de hemel” zal zijn (Lc. 12, 33)(Lc. 18, 22). Jezus zelf gebruikt het beeld van het zaad dat sterft in de aarde en vrucht draagt, om het mysterie van zijn dood en verrijzenis uit te drukken Vgl. Joh. 12, 24
: en de heilige Paulus gebruikt dit weer om te spreken over de verrijzenis van ons lichaam: “Wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst” (1 Kor. 15, 42-44). Deze hoop is het grote licht dat de verrezen Christen in de wereld brengt: “Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn” (1 Kor. 15, 19-20), opdat zij die in liefde innig met Hem verenigd zijn, “door het beeld van zijn dood” (Rom. 6, 5) ook verenigd kunnen worden met zijn opstanding ten eeuwigen leven. Vgl. Joh. 5, 29
“Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon” (Mt. 13, 43).
De verrijzenis van Christus bezielt de aardse verwachtingen met de “grote hoop” op het eeuwig leven en legt reeds in de tegenwoordige tijd de kiem van het heil. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 3.7 De bittere teleurstelling over zoveel stukgelopen dromen, de zorg over de uitdagingen die voor ons liggen, de ontmoediging vanwege de armoede van onze middelen maken de verleiding groot om ons op te sluiten in ons eigen individualistisch egoïsme en te vluchten in onverschilligheid voor het lijden van anderen. Inderdaad, ook de beste middelen zijn beperkt: “Ook wie jong is, wordt moe en raakt uitgeput, en jonge mannen kunnen zeker bezwijken” (Jes. 40, 30). Maar God “geeft aan de vermoeide weer sterkte, aan de onvermogende een overvloed van kracht. {...} Zij die bouwen op de Heer, vernieuwen hun kracht en slaan hun vleugels als adelaars uit; zij lopen en worden niet moe, zij rennen en raken niet uitgeput” (Jes. 40, 29.31). De Veertigdagentijd roept ons op om ons geloof en onze hoop weer te stellen op de Heer Vgl. 1 Petr. 1, 21 , want alleen met onze blik op de verrezen Jezus Christus . Vgl. Heb. 12, 2 kunnen wij de aansporing van de apostel aanvaarden: “Laten wij niet moe worden goed te doen” (Gal. 6, 9).
Laten wij niet moe worden te bidden. Jezus heeft geleerd dat het noodzakelijk is “steeds te bidden en daarin niet te versagen” (Lc. 18, 1). Wij hebben behoefte aan bidden, omdat wij behoefte hebben aan God. Genoeg hebben aan onszelf is een gevaarlijke illusie. Als de pandemie ons onze persoonlijke en maatschappelijke broosheid heeft doen voelen, moge deze Veertigdagentijd ons dan de troost laten ervaren van het geloof in God, zonder Wie wij geen standvastigheid kunnen hebben. Vgl. Jes. 7, 9 Niemand wordt alleen gered, omdat wij allen in hetzelfde schuitje zitten in de stormen van de geschiedenis; Vgl. Paus Franciscus, Urbi et Orbi, "Urbi et Orbi" - Bijzonder moment van gebed ten tijde van de epidemie (2020) - Narthex van de Sint Pieter, "Waarom ben je bang? Heb je nog geen vertrouwen?" - (27 mrt 2020), 1, maar bovenal wordt niemand gered zonder God, want alleen het paasmysterie van Jezus Christus geeft de overwinning op de donkere wateren van de dood. Het geloof stelt ons niet vrij van de beproevingen van het leven, maar stelt ons in staat ze te doorstaan, verenigd met God in Christus, met de grote hoop die niet teleurstelt en waarvan het onderpand de liefde is die God in onze harten heeft gestort door de Heilige geest. Vgl. Rom. 5, 1-5
Laten wij niet moe worden het kwaad uit ons leven uit te roeien. Moge het lichamelijk vasten waartoe ons de Veertigdagentijd oproept, onze geest versterken voor de strijd tegen de zonde. Laten wij niet moede te worden vergeving te vragen in het sacrament van boete en verzoening, wetende dat God nooit moe wordt te vergeven. Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, Vijfde zondag door het Jaar - Jaar C, Barmhartigheid verandert de wereld (17 mrt 2013), 2 Laten wij niet moe worden te strijden tegen begeerte, die zwakheid die tot egoïsme en alle kwaad leidt, en die in de loop der eeuwen verschillende wegen heeft gevonden waardoor zij de mensen in de zonde stort. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 166 Een van die wegen is het risico van de verslaving aan de digitale media, waardoor menselijke relaties verarmen. De Veertigdagentijd is een gunstige tijd om aan deze valkuilen weerstand te bieden en in plaats daarvan een meer integrale menselijke communicatie te cultiveren Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 43, die bestaat uit “echte ontmoetingen” Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 50, van persoon tot persoon.
Laten wij niet moe worden goed te doen in actieve naastenliefde. Laten wij gedurende deze Veertigdagentijd met vreugde aalmoezen geven. Vgl. 2 Kor. 9, 7 God, “die de zaaier zaad verschaft en voedsel om te eten” (2 Kor. 9, 10) zorgt voor ieder van ons, niet alleen opdat wij iets te eten hebben, maar ook opdat wij edelmoedig zouden zijn in het doen van het goede voor anderen. Als het waar is dat heel ons leven een tijd is om het goede te zaaien, laten wij dan in het bijzonder deze Veertigdagentijd aangrijpen om te zorgen voor wie dicht bij ons zijn, om de naasten te worden voor de broeders en zusters die gewond zijn op de weg van het leven. Vgl. Lc. 10, 25-37 De Veertigdagentijd is een gunstige tijd om wie in nood verkeert, te zoeken, en niet om hem te vermijden; een gunstige tijd om hen te roepen die verlangen naar een luisterend oor en een goed woord, en hen niet te negeren; een gunstige tijd om te bezoeken wie onder eenzaamheid lijdt, en hen niet in de steek te laten. Laten wij de oproep om het goede te doen jegens allen in praktijk brengen door de tijd te nemen om de kleinsten en meest weerlozen lief te hebben, degenen die in de steek gelaten en die veracht zijn, degenen die gediscrimineerd en gemarginaliseerd worden. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 193
De Veertigdagentijd herinnert ons ieder jaar eraan dat “het welzijn evenals liefde, gerechtigheid en solidariteit, niet eens en voor altijd wordt bereikt; dat zij elke dag veroverd moeten worden”. Paus Franciscus, Encycliek, Alle mensen - Over broederschap en sociale vriendschap, Fratelli tutti (4 okt 2020), 11 Laten wij God dus om de geduldige standvastigheid van een boer vragen Vgl. Jac. 5, 7
om niet op te geven het goede te doen, stap voor stap. Laat wie valt, altijd zijn hand uitstrekken naar de Vader, die ons altijd weer opricht. Laat wie verdwaald is, bedrogen door de verleidingen van de boze, niet talmen naar Hem terug te keren die “rijkelijk vergeeft” (Jes. 55, 7). Laten wij in deze tijd van vergeving, steunend op de genade van God en de gemeenschap van de Kerk, niet moe worden het goede te zaaien. Het vasten maakt de bodem klaar, het bidden besproeit, de liefde bemest. Wij hebben in het geloof de zekerheid dat “als wij dit niet nalaten, wij te zijner tijd zullen oogsten” en dat wij, met de gave van de volharding, de belofte zullen binnenhalen Vgl. Heb. 10, 36
tot heil van ons en de anderen. Vgl. 1 Tim. 4, 16
Door de broederlijke liefde jegens allen te beoefenen, zijn wij verenigd in Christus, die zijn leven heeft gegeven voor ons . Vgl. 2 Kor. 5, 14-15
en hebben wij een voorproefje van de vreugde van het Rijk der hemelen, wanneer God “alles in alles” (1 Kor. 15, 28) zal zijn.
Moge de Maagd Maria, uit wier schoot de Heiland is voortgekomen en die alles “in haar hart bewaarde en bij zichzelf overwoog” (Lc. 2, 19), voor ons de gave van het geduld verkrijgen en moge zij ons met haar moederlijke aanwezigheid nabij zijn, opdat deze tijd van bekering vruchten van eeuwig heil draagt.
Rome, Sint Jan van Lateranen, 11 november 2021, gedachtenis van de Heilige Martinus, bisschop.
Franciscus