Prof. Georg May - 13 september 2021
Paus Franciscus heeft een motu proprio uitgevaardigd, getiteld “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)” onder de datum van 16 juli 2021, over het gebruik van de Romeinse Liturgie vóór de hervorming van 1970. De “Littera Apostolica in forma Motu proprio data” is een wet van de Paus. De woorden Motu proprio geven aan dat het niet op verzoek van of namens de paus is uitgevaardigd, maar op zijn eigen initiatief. Het draagt duidelijk zijn handtekening. Het is enigszins verbazingwekkend, maar misschien ook veelbetekenend, dat het motu proprio niet in het Latijn is geschreven, maar in de oorspronkelijke Italiaanse taal. De bekende afwijzing door de paus van de Latijnse taal in de liturgie wordt hier voortgezet in de taal van de wet.
Alleen het opschrift van het motu proprio is in het Latijn: “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)” de hoeders van de traditie. De titel van het motu proprio geeft aan dat deze wet tot doel heeft het gebruik van de Romeinse liturgie, die dateert van vóór de hervorming van 1970, te regelen. Op dit punt wordt geen beperking opgelegd aan specifieke onderdelen van deze liturgie. Evenzo wordt in Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021) van het Motu proprio gesproken over de (alle) liturgische boeken die door de pausen Paulus VI en Johannes Paulus II zijn uitgegeven. In de volgende tekst van het Motu prorio wordt echter alleen het Missaal genoemd. De andere boeken, zoals die van de Sacramenten en het Brevier, worden niet genoemd.
Het motu proprio “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)” gaat vergezeld van een zes bladzijden tellende Paus Franciscus - Brief
Presentatie van het Motu Proprio Traditionis Custodes over de Romeinse liturgie van voor de hervorming van 1970
Aan de Bisschoppen van de gehele wereld
(16 juli 2021), waarin hij probeert de motieven die hem tot dit besluit hebben bewogen, uiteen te zetten. Hij gaat uit van de bevoegdheid die is verleend in het Indult van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst “Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Quattuor abhinc annos
Rondschrijven aan de voorzitters de bisschoppenconferenties over het gebruik van het Romeins Missaal van 1962
(3 oktober 1984)” van 3 oktober 1984 (AAS 76, 1984, 1088-1089) en die door paus Johannes Paulus II is bevestigd in het motu proprio “H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Ecclesia Dei Adflicta
Over de verhouding met de Priesterbroederschap St. Pius X
(2 juli 1988)” van 2 juli 1988 (AAS 80, 1998, 1495-1498). Zij werd vooral ingegeven door de wil om de opheffing van scheiding(scisma) met de beweging van aartsbisschop Lefebvre te bevorderen. Deze bevoegdheid werd door veel leden van de Kerk echter opgevat als de mogelijkheid om het Missale Romanum van Paus Pius V vrij te gebruiken en een gelijktijdig (parallel) gebruik met het Missale Romanum van Paulus VI te motiveren. De grote instemming met de aldus opgevatte vrijheid heeft paus Benedictus XVI ertoe gebracht een duidelijke wettelijke regeling te treffen waardoor het Missaal van Pius V tot buitengewone uitdrukking van een en dezelfde lex orandi werd verklaarde verklaren en een rijkere mogelijkheid werd geboden om het Missaal van 1962 te gebruiken. Tegelijkertijd heeft hij erkend dat het Missaal van Paulus VI de gewone uitdrukking was van de Lex orandi van de Katholieke Kerk van de Latijnse ritus. Hij verklaarde dat de vrees voor verdeeldheid in de parochiegemeenschap ongegrond was, omdat de twee vormen van de Romeinse ritus elkaar konden verrijken. Na dertien jaar heeft hij, Franciscus, de Congregatie voor de Geloofsleer opgedragen een enquête te houden onder de bisschoppen over de toepassing van het motu proprio “Paus Benedictus XVI - Motu Proprio
Summorum Pontificum
Over het gebruik van de Romeinse Liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(7 juli 2007)” van Benedictus XVI. De antwoorden (die niet zijn gepubliceerd) zouden een situatie aan het licht hebben gebracht die hem met pijn en bezorgdheid vervulde en hem sterkte in de noodzaak om in te grijpen. De bedoeling van zijn twee voorgangers om de eenheid van de gelovigen te bewaren of te herstellen, zou “dikwijls op ernstige wijze” gefrustreerd zijn. Hun toelatingen zouden zijn gebruikt om de afstand te vergroten, de verschillen te verharden, tegenstellingen op te bouwen die de Kerk schaden en haar in tweedracht dreigen te storten. Op dit punt betreurt paus Franciscus, net als zijn voorganger Benedictus XVI, de misstanden “op vele plaatsen” bij de viering volgens het Missaal van Paulus VI. Maar na deze korte vermelding van de desolate toestand van de viering van de Mis volgens de Novus Ordo, komt hij onmiddellijk terug op het Missaal van 1962; het wordt misbruikt voor een toenemende afwijzing van de liturgische hervorming en zelfs van het Tweede Vaticaans Concilie. Vervolgens heeft de paus het over de bedoelingen en het vermeende succes van de liturgische hervorming, die hij toeschrijft aan het Tweede Vaticaans Concilie, zonder op te merken dat deze veel verder is gegaan dan de conciliaire richtlijnen en er gedeeltelijk mee in strijd is.
Vervolgens beweert de paus dat de keuze van de viering volgens de liturgische boeken van vóór het Concilie samenhangt met de afwijzing door “velen” van de Kerk en haar instellingen in naam van de vermeende “ware Kerk”. Met de bedoeling de eenheid van het Corpus Christi te verdedigen, voelt hij zich genoodzaakt de door zijn voorgangers verleende bevoegdheid in te trekken. De paus beweert verder dat hij gehoor geeft aan het verzoek van de bisschoppen wanneer hij het vaste besluit neemt om alle normen, instructies, toelatingen en gebruiken die aan het huidige motu proprio voorafgaan af te schaffen (abrogare) en alleen de liturgische boeken van Paulus VI en Johannes Paulus II te handhaven als de enige uitdrukking van de lex orandi van de Romeinse ritus. Ook hier wordt niet vermeld welke en hoeveel bisschoppen dit besluit eisten of wensten en welke en hoeveel zich ervan afzijdig hielden of het verwierpen. Het gedrag van niet weinig bisschoppen na de uitvaardiging van het motu proprio, dat deels neerkomt op verontwaardiging over dit document, toont aan dat het motu proprio geenszins kan berusten op een unanieme stemming van de geraadpleegde bisschoppen. In zijn benadering verwijst de paus naar vermeend soortgelijk gedrag van paus Pius V en haalt hij ook Pius XII aan ter ondersteuning. Aan het eind van zijn begeleidend schrijven doet hij een beroep op de bisschoppen om het gebruik van het missaal 1962 in hun plaatselijke kerken alleen toe te staan in overeenstemming met het motu proprio “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)”.
In het voorwoord van het Motu propio “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)” zelf, legt paus Franciscus kort uit hoe dit document tot stand is gekomen. Hij geeft toe dat Johannes Paulus II en Benedictus XVI hun beslissingen hebben genomen ten gunste van de viering van de mis zoals die was vóór de hervorming van 1970, teneinde de eendracht en de eenheid van de Kerk te bevorderen. Hij spreekt over de vaderlijke bezorgdheid die hen bewoog toestemming te geven voor het gebruik van het Romeins Missaal, gepubliceerd door Johannes XXIII in 1962. In 2020 heeft de Congregatie voor de Geloofsleer een enquête onder de bisschoppen georganiseerd over de toepassing van het motu proprio “Paus Benedictus XVI - Motu Proprio
Summorum Pontificum
Over het gebruik van de Romeinse Liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(7 juli 2007)” van paus Benedictus XVI. De paus zegt op dit moment niet wie de Congregatie voor de Geloofsleer ertoe heeft aangezet een dergelijke enquête te houden. De resultaten van het onderzoek werden door hem bestudeerd in het licht van de opgedane ervaring. De resultaten van de enquête, d.w.z. de antwoorden van de bisschoppen, werden niet gepubliceerd, zelfs niet gedeeltelijk. Wat is de reden voor deze verhulling? Voldeden de verslagen van de bisschoppen niet aan de verwachtingen van de paus? Vormen zij niet de basis voor zijn strenge maatregelen? Hoe dan ook, paus Franciscus beweert dat hij de voorstellen van de bisschoppen in overweging heeft genomen en heeft geluisterd naar de standpunten van de Congregatie voor de Geloofsleer. Hij zegt niet wat dat zijn. Hij zegt met dit motu proprio te willen voortgaan in het voortdurend zoeken naar kerkelijke gemeenschap.
Het motu proprio “Paus Franciscus - Motu Proprio
Traditionis Custodes
Hoeders van de traditie - Over het gebruik van de Romeinse liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970
(16 juli 2021)” draait om de Mis zoals die tot de hervorming van 1970 algemeen werd gevierd. Er wordt op verschillende manieren naar verwezen. In zijn begeleidend schrijven verwijst paus Franciscus herhaaldelijk naar het Missale Romanum, dat door paus Sint Pius V werd uitgevaardigd en in 1962 door Johannes XXIII werd gepubliceerd. Men zou dus kunnen spreken van de mis van Pius V. Vanwege het verband met het Concilie van Trente wordt deze Mis ook vaak de Tridentijnse Mis genoemd. Tenslotte spreekt men ter wille van de eenvoud vaak van de “oude” mis, te onderscheiden van de mis in de Novus Ordo. Sinds de heruitgave door paus Johannes XXIII in 1962 wordt de term de Mis van Johannes XXIII gebruikt.