H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Het tegenover elkaar plaatsen, ja de radicale scheiding van vrijheid en waarheid is gevolg, uiting en voltooiïng van een andere nog ernstiger en schadelijker dichotomie, die het geloof scheidt van de moraal.
Deze scheiding is onderwerp van een van de dringendste pastorale zorgen van de Kerk in het huidige secularisatieproces, waarin veelal te veel mensen denken en leven, "alsof God niet bestaat". We staan tegenover een mentaliteit die vaak op ingrijpende en verregaande manier en tot in de verste uithoeken van de maatschappij de houdingen en manier van handelen zelfs van christenen beïnvloedt, wier geloof daardoor ontkracht wordt en zijn oorspronkelijkheid als zelfstandige maatstaf voor het eigen zelfverstaan en het handelen in het persoonlijke, familie- en het maatschappelijk leven verliest. De door dezelfde gelovigen overgenomen beoordelings- en beslissingscriteria presenteren zich in het kader van een cultuur inderdaad zo, als zouden ze met de criteria van het evangelie niets te maken hebben of zelfs in tegenspraak hiermee zijn.
Het is nu dringend nodig, dat de christenen de nieuwheid van hun geloof en zijn oordeelskracht tegenover de heersende, ja zich opdringende cultuur opnieuw ontdekken: "Want eens waren jullie duisternis - zo leert ons de apostel Paulus -, nu echter zijn jullie door de Heer licht geworden. Leeft als kinderen van het licht ! Het licht brengt louter goedheid, gerechtigheid en waarheid voort. Onderzoekt, wat de Heer bevalt, en hebt niets gemeen met de werken van de duisternis, die geen vrucht brengen, maar legt ze open!.. Let er dus zorgvuldig op, hoe u uw leven leidt, niet dwaas, maar verstandig. Benut de tijd, want deze dagen zijn slecht" (Ef. 5, 8-11.15-16) Vgl. 1 Tess. 5, 4-8 .
Het is dringend nodig, het ware gelaat van het christelijk geloof terug te winnen en weer bekend te maken; dit is immers niet alleen een som van uitspraken, die door het verstand aangenomen worden en bevestigd moeten worden. Het is veel meer een geleefde kennis van Christus, een levende herinnering aan zijn geboden, een waarheid, die geleefd moet worden. Een woord wordt uiteindelijk pas dan werkelijk aangenomen, als het in handelen over gaat, als het in praktijk wordt gebracht. Het geloof is een beslissing, die een beroep doet op de hele existentie. Het is ontmoeting, dialoog, liefdes- en levensgemeenschap van de gelovigen met Jezus Christus die de Weg de Waarheid en het Leven is Vgl. Joh. 14, 6 . Het vraagt een daad van vertrouwen en van zich geven aan Christus en geeft ons een leven, zoals Hij zelf geleefd heeft Vgl. Gal. 2, 20 dat wil zeggen in de grootste liefde tot God en tot zijn broeders.
Het geloof heeft ook een zedelijke inhoud: het schept en verlangt een consequente geëngageerdheid van het leven, het ondersteunt en voltooit het aannemen en het onderhouden van de goddelijke geboden. Zoals de evangelist Johannes schrijft: "God is licht en in Hem is geen duisternis. Als we zeggen dat we gemeenschap met Hem hebben en toch in duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet.. Hierdoor weten we dat we Hem kennen: als we zijn geboden onderhouden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort aan zijn geboden, is een leugenaar, en de waarheid is niet in hem. Wie zich echter aan zijn woord houdt, in hem is de liefde van God waarachtig voltooid: dan weten we zeker dat we 'in Hem zijn'. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, moet ook leven, zoals Hij geleefd heeft' (1 Joh. 1, 5-6)(1 Joh. 2, 3-6).
Door het zedelijke leven wordt het geloof tot "belijdenis" en dat niet alleen voor God maar ook voor de mensen: er wordt een getuigenis afgelegd. "Gij zijt het licht der wereld - heeft Jezus gezegd -. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is" (Mt. 5, 14-16). Dat zijn vooral die van de naastenliefde Vgl. Mt. 25, 31-46 en van de ware vrijheid die zich in het zichzelf geven openbaart en leeft. Tot de totale gave van zichzelf, zoals Jezus het gedaan heeft, die aan het kruis "van de Kerk gehouden en zich voor haar gegeven heeft" (Ef. 5, 25). Het getuigenis van Christus is bron en maatstaf (paradigma) voor het getuigenis van de leerling, die opgeroepen wordt, dezelfde weg in te slaan: "Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen" (Lc. 9, 23). De eis van het evangelisch radicalisme volgend kan de liefde van de gelovige het uiterste getuigenis van het martelaarschap afleggen. Over het voorbeeld van de aan het kruis stervende Jezus schrijft Paulus aan de christenen van Ephese: "Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past. Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur" (Ef. 5, 1-2).