H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
De overwegingen over de fundamentele optie hebben, zoals we opmerkten, enkele theologen ertoe gebracht om ook het traditionele onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden te onderwerpen aan een ingrijpende herziening. Ze onderstrepen dat de oppositie tegen de wet van God, die het verlies van de heiligmakende genade - en, in geval van de dood in een dergelijke staat van zonde, de eeuwige verdoemenis - veroorzaakt, alleen het resultaat kan zijn van een daad die de persoon in haar totaliteit in beslag neemt, dat wil zeggen precies een daad van de fundamentele optie. Volgens deze theologen zou de doodzonde, die de mens van God scheidt, alleen plaatsvinden in de afwijzing van God, voltrokken op een niveau van vrijheid dat niet hetzelfde is als de keuze en niet in overdachte bewustheid te bereiken. In deze zin - zo voegen zij eraan toe - is het minstens psychologisch moeilijk het feit te aanvaarden, dat een christen, die met Jezus Christus en zijn Kerk verenigd wil blijven, zo gemakkelijk en steeds weer doodzonden kan begaan, zoals de 'materie' van zijn daden af en toe zou doen vermoeden.
Zo zou het ook moeilijk vallen om aan te nemen, dat de mens in staat is om in korte tijd de gemeenschapsbanden met God radicaal te verbreken en zich daarna door oprechte boete tot Hem te bekeren. Vandaar dat het nodig zou zijn - zo heet het - om de zwaarte van de zonde eerder te meten aan de graad waarin zij de vrijheid van de handelende persoon engageert, dan in de materie van de betreffende handeling.
De post-synodale Apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Reconciliatio et paenitentia
Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd
(2 december 1984) heeft het belang en de blijvende actualiteit van het onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden, overeenkomstig de traditie van de Kerk, beklemtoond. En de bisschoppensynode van 1983, waaruit dit schrijven is voortgekomen, 'heeft niet alleen de leer van het Concilie van Trente over het bestaan en de natuur van doodzonden en dagelijkse zonden bekrachtigd, maar heeft er ook aan willen herinneren, dat iedere zonde een doodzonde is, die een ernstige materie als object heeft en die bovendien bij volle bewustzijn en weloverwogen toestemming begaan wordt'. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 17
De uitspraak van het Concilie van Trente heeft niet alleen de 'ernstige materie' van de doodzonde op het oog, maar noemt ook als voorwaarde daarvoor 'het volle bewustzijn en weloverwogen toestemming'. Overigens kent men zowel in de moraaltheologie als in de praktijk van de zielzorg gevallen, waarin een op grond van zijn materie ernstige daad daarom geen doodzonde is, omdat het volle bewustzijn of de weloverwogen toestemming van hem die de daad volbracht, niet aanwezig was. Evenzeer 'moet men vermijden om de doodzonde te beperken tot de daad van een fundamentele beslissing of fundamentele optie ('optio fundamentalis') tegen God, zoals men tegenwoordig pleegt te zeggen, waar men dan een uitdrukkelijke en formele belediging van God of van de naaste of een impliciete en niet overdachte afwijzing van de liefde onder verstaat. 'Er is namelijk ook sprake van een doodzonde, wanneer de mens bewust en vrij om welke reden dan ook tot iets beslist dat op ernstige wijze zedelijk ongeordend is. Feitelijk ligt immers in zo'n beslissing reeds een minachting van het goddelijk gebod besloten, een afwijzing van Gods liefde voor de mensheid en voor de hele schepping: De mens verwijdert zich zo van God en verliest de liefde. De fundamentele intentie kan dus door concrete afzonderlijke handelingen geheel veranderen. Zonder twijfel kunnen op psychologisch vlak veel complexe en duistere situaties bestaan, die invloed zouden kunnen hebben op de subjectieve schuld van de zondaar. Op grond van een beschouwing op psychologisch niveau kan men echter niet overgaan tot het scheppen van een theologische categorie, zoals precies die van de 'optio fundamentalis', waar ze zo verstaan wordt, dat ze op objectief niveau de traditionele opvatting van doodzonde verandert of in twijfel trekt'. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 17
De ontkoppeling van de fundamentele optie en de weloverwogen keuze, die deze Vert: fundamentele optie onverlet zou laten, voor bepaalde, in zichzelf of door de omstandigheden ongeordende gedragswijzen, hangt dus samen met de miskenning van de katholieke leer over de doodzonde: 'Met de hele traditie van de Kerk noemen wij die daad een doodzonde, waardoor een mens vrij God en zijn wet alsook het verbond van de liefde, dat Hij hem aanbiedt, afwijst, doordat hij er de voorkeur aan geeft, zich in zichzelf te keren of in een of andere geschapen of eindige werkelijkheid, een of andere zaak, die in tegenspraak is met de goddelijke wil (conversio ad creaturam - toewending naar het geschapene). Dit kan op directe en formele manier gebeuren, zoals bij de zonden van afgodenverering, afvalligheid van God en goddeloosheid, of op gelijkwaardige manier, zoals bij iedere ongehoorzaamheid tegenover de geboden van God in een ernstige materie'. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 17