H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
De beschouwing van het gesprek tussen Jezus en de rijke jongeman maakt het ons mogelijk om de essentiële gegevens van de openbaring van het Oude en het Nieuwe Testament ten aanzien van het zedelijk handelen op een rij te zetten. Dit zijn de onderschikking van de mens en zijn handelen aan God, aan Hem, die 'alleen goed' is; de samenhang tussen het zedelijk goede van de menselijke handelingen en het eeuwige leven; de navolging van Christus, die voor de mens de perspectieven van de volkomen liefde opent; en tenslotte de gave van de heilige Geest als bron en oorsprong van het zedelijk leven van de 'nieuwe schepping' Vgl. 2 Kor. 5, 17 .
De Kerk heeft bij haar morele overwegingen steeds gedacht aan de woorden die Jezus tot de rijke jongeling heeft gericht. De Heilige Schrift is altijd de levende en vruchtbare bron van de zedenleer der Kerk, waaraan Vaticanum II herinnert: 'het evangelie (is).. de bron van iedere heilswaarheid en zedenleer'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 7 Getrouw bewaarde ze wat het Woord van God niet alleen ten aanzien van de geloofswaarheden, maar ook wat het ten aanzien van het zedelijk handelen leert, dat wil zeggen het handelen dat aan God bevalt Vgl. 1 Tess. 4, 1 ; daardoor bereikt zij een verdere ontwikkeling in de leer, analoog aan die op het gebied van de geloofswaarheden.
Onder de bijstand van de heilige Geest, die haar in de hele waarheid binnenleidt Vgl. Joh. 16, 13 , heeft de Kerk niet opgehouden - en kan zij nooit ophouden - het 'geheim van het vleesgeworden Woord' te onderzoeken, waarbij voor haar 'het geheim van de mens waarlijk duidelijk wordt'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22
Het kerkelijk denken over moraal, dat zich altijd voltrok in het licht van Christus, de 'goede Meester', heeft zich ook ontvouwd in de bijzondere vorm van de theologische wetenschap, de zogenaamde 'moraaltheologie', een wetenschap die de goddelijke openbaring aanvaardt en ondervraagt en die tegelijk voldoet aan de eisen van het menselijk verstand. De moraaltheologie is een reflexie die de 'moraliteit', dat wil zeggen: het goede en het slechte van de menselijke handelingen en van de persoon, die ze voltrekt, tot inhoud heeft, en in deze zin staat ze voor alle mensen open; ze is echter ook 'theologie', omdat ze erkent dat het begin en het einddoel van het zedelijk handelen bestaat in Hem, die 'alleen goed is' en die de mens doordat Hij zich aan hem schenkt in Christus, de gelukzaligheid van het goddelijk leven aanbiedt.
Vaticanum II heeft de wetenschappers opgeroepen tot 'bijzondere zorg voor de vervolmaking van de moraaltheologie, die, rijker gevoed uit de leer van de Schrift, in wetenschappelijke presentatie de verhevenheid van de roeping der gelovigen in Christus en hun verplichting, om in de liefde vrucht te dragen voor het leven van de wereld, moet verhelderen'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 16 Zo heeft het Concilie ook de theologen uitgenodigd om 'onder handhaving van de methoden en vereisten die de theologie eigen zijn naar steeds geschikter manieren te zoeken om de leer van het geloof aan de mensen van hun tijd mee te delen. Want het geloofsgoed zelf, dat wil zeggen de geloofswaarheden, mag niet verwisseld worden met hun uitdrukkingswijze, ook wanneer deze altijd dezelfde betekenis en inhoud heeft'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62 Vandaar dat alle gelovigen worden uitgenodigd, maar met name de theologen: 'De gelovigen moeten dus in nauwste verbinding met de andere mensen van hun tijd leven en zich moeite geven om hun denk- en oordeelswijze, die in de geestescultuur tot uitdrukking komen, volledig te verstaan'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62
De inspanning van veel theologen, die zich door de bemoediging van het Concilie gesterkt voelden, heeft reeds vruchten afgeworpen in opmerkelijke en nuttige reflexies over geloofswaarheden, die men moet geloven en in het leven toepassen en die door hen in een aan het gevoelen en de vragen van de mensen van onze tijd aangepaste vorm aangeboden worden. De Kerk en in het bijzonder de bisschoppen, aan wie Jezus Christus vooral de dienst van de leer heeft toevertrouwd, nemen deze inspanning dankbaar aan en moedigen de theologen aan om verder te werken, bezield door een diepe, echte 'Vreze des Heren, die het begin der kennis is' Vgl. Spr. 1, 7 .
Tegelijk zijn in het kader van de post-conciliaire theologische discussies echter enkele interpretaties van de christelijke moraal ontstaan, die onverenigbaar zijn met de 'gezonde leer' (2 Tim. 4, 3). Het is zeker niet de bedoeling van het leergezag van de Kerk om aan de gelovigen een bijzonder theologisch en al helemaal niet een filosofisch systeem op te leggen; maar om het woord van God 'heilig te bewaren en getrouw uit te leggen' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 is het verplicht om de onverenigbaarheid van bepaalde richtingen van het theologische denken of van bepaalde filosofische uitspraken met de geopenbaarde waarheid bekend te maken. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 20
Wanneer wij ons met deze encycliek tot u, medebroeders in het bisschopsambt, wenden, dan willen we de principes voorleggen die voor de onderscheiding van wat in tegenspraak is met de 'gezonde leer', vereist zijn; daartoe verwijs ik naar die elementen van de zedenleer van de Kerk, die vandaag bijzonder bloot schijnen te staan aan dwaling, tweeduidigheid of vergetelheid. Dat zijn overigens die elementen, waarvan het 'antwoord op de onopgeloste raadsels van het menselijk bestaan (afhangt), die sinds onheuglijke tijden de harten der mensen ten diepste beroeren: Wat is de mens? Wat is zin en doel van ons leven? Wat is het goede, wat de zonde? Waar komt het leed vandaan, en welke zin heeft het? Wat is de weg naar het ware geluk? Wat is de dood, het oordeel en de vergelding na de dood? En tenslotte: Wat is dat laatste en onzegbare geheim van ons bestaan, waaruit wij komen en waarheen wij gaan? '. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1
Deze en andere vragen - bijv.: Wat is de vrijheid en van welke aard is haar betrekking tot de in Gods wet gelegen waarheid? Welke rol komt aan het geweten toe bij de vorming van het zedelijk karakter van de mens? Hoe kan men in overeenstemming met de waarheid over het goede, de rechten en concrete plichten van de menselijke persoon kennen? - kunnen samengevat worden in de fundamentele vraag, die de jongeman in het evangelie aan Jezus stelt: 'Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te winnen?' De Kerk, die door Jezus uitgezonden werd om het evangelie te verkondigen en 'tot alle volken te gaan.. en ze te leren, alles te onderhouden', wat Hij haar bevolen had Vgl. Mt. 28, 19-20 , stelt ook nu nog het antwoord van de Meester voor: Dit bezit een licht en een kracht die in staat zijn om ook de meest omstreden en ingewikkelde problemen op te lossen. Dit licht en deze kracht brengen de Kerk ertoe, onophoudelijk niet alleen de dogmatische, maar ook de morele reflexie in een interdisciplinair milieu te ontplooien, zoals dit bijzonder voor nieuwe problemen noodzakelijk is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43-44
Altijd in dit licht en in deze kracht verricht het leergezag van de Kerk van oudsher zijn taak van de onderscheiding, waarbij het de vermaning van de apostel Paulus aan Timotheus aanneemt en navolgt: 'Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in een woord, geef uw onderricht met groot geduld. Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen. Zij zullen zich een menigte leraars aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei mythen. Maar gij, blijf nuchter bij dit alles, aanvaard uw lijden, doe het werk van een evangelist, wijd u geheel aan uw dienst" (2 Tim. 4, 1-5) Vgl. Titus 1.10.13-14