H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
VERITATIS SPLENDOR Over kerkelijke moraalleer |
|||
► | Inleiding | ||
► | Jezus Christus, het ware Licht dat ieder mens verlicht |
Door het geloof in Jezus Christus, 'het ware Licht, dat iedere mens verlicht' (Joh. 1, 9) tot het heil geroepen, worden de mensen 'licht door de Heer' en 'kinderen van het Licht' (Ef. 5, 8) en heiligen ze zich door de 'gehoorzaamheid aan de waarheid' (1 Petr. 1, 22).
Deze gehoorzaamheid is niet altijd gemakkelijk. Als gevolg van de geheimzinnige oerzonde, begaan op aanstichten van Satan, die 'een leugenaar en de vader van de leugen is' (Joh. 8, 44), is de mens voortdurend in de verleiding, zijn blik af te wenden van de levende en ware God en te richten op de afgoden Vgl. 1 Tess. 1, 9 terwijl hij 'de waarheid van God met de leugen' verwisselt (Rom. 1, 25); daarmee wordt ook zijn vermogen om de waarheid te herkennen, geschaad en zijn wil, om zich aan haar te onderwerpen, verzwakt. En zo gaat hij, terwijl hij zich overgeeft aan het relativisme en het scepticisme Vgl. Joh. 18, 38 , op zoek naar een bedrieglijke vrijheid buiten deze waarheid.
Maar geen duisternis van dwaling en zonde is in staat het licht van de Schepper - God in de mens volledig uit te doven. In de diepte van zijn hart bestaat altijd het heimwee naar de absolute waarheid en het verlangen om in het volle bezit van haar kennis te komen. Daarvan legt het onvermoeibare menselijke zoeken en onderzoeken op ieder gebied welsprekend getuigenis af. Dat bewijst temeer het zoeken naar de zin van het leven. De ontwikkeling van wetenschap en techniek is weliswaar een groots getuigenis van het vermogen van het verstand en de volharding van de mens, maar geeft de mensheid geen vrijstelling van de laatste religieuze vragen, ze spoort hen veeleer ertoe aan, de pijnlijkste en beslissendste gevechten, namelijk die in het hart en in het geweten, te leveren.
Iedere mens moet zich de fundamentele vragen stellen: Wat moet ik doen? Hoe is het goede van het kwade te onderscheiden? Het antwoord is, zoals de psalmist getuigt, enkel mogelijk dankzij de schittering van de waarheid, die in het binnenste van de menselijke geest oplicht: 'Velen zeggen: wie laat ons het goede zien? Heer, laat Uw aanschijn over ons stralen' (Ps. 4, 7).
God laat zijn aanschijn in zijn volle schoonheid stralen over het aanschijn van Jezus Christus, 'evenbeeld van de onzichtbare God' (Kol. 1, 15), 'weerschijn van zijn heerlijkheid' (Heb. 1, 3), 'vol van genade en waarheid' (Joh. 1, 14): Hij is 'de Weg, de Waarheid en het Leven' (Joh. 14, 6). Daarom wordt het beslissende antwoord op iedere vraag van de mens, in het bijzonder op zijn religieuze en morele vragen, door Jezus Christus gegeven, ja, is Jezus Christus zelf het antwoord, zoals het Vaticanum II in herinnering brengt: 'In feite wordt alleen in het geheim van het vleesgeworden Woord het geheim van de mens waarlijk verklaard'. Want Adam, de eerste mens, was de voorafbeelding van de toekomstige, namelijk Christus de Heer. Christus, de nieuwe Adam, verkondigt juist in de openbaring van het geheim van de Vader en van zijn liefde de mens volledig aan de mens en ontsluit hem zijn hoogste roeping' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22
Jezus Christus, 'het Licht van de volkeren', doet het aangezicht van zijn Kerk oplichten, die Hij in de hele wereld uitzendt, om aan alle schepselen het evangelie te verkondigen Vgl. Mc. 12, 15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1 Zo biedt de Kerk, Volk Gods te midden van de naties, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9 terwijl zij rekening houdt met de nieuwe uitdagingen van de geschiedenis en de inspanningen, die de mensen bij het zoeken naar de zin van het leven leveren, allen het antwoord aan, dat komt uit de waarheid van Jezus Christus en zijn evangelie. In de Kerk leeft altijd het bewustzijn, dat op haar 'steeds de plicht (rust), te kijken naar tekenen van de tijd en ze te duiden in het licht van het evangelie. Zo kan zij dan op een steeds aan een generatie aangepaste wijze op de blijvende vragen van de mensen naar de zin van het tegenwoordige en toekomstige leven en naar hun onderlinge verhouding antwoord geven'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 4
Bij dit streven zijn de bisschoppen van de Kerk in gemeenschap met de opvolger van Petrus de gelovigen nabij, ze begeleiden en sturen hen met hun leergezag, waarbij ze steeds nieuwe accenten voor liefde en barmhartigheid vinden, om zich niet slechts tot de gelovigen, maar tot alle mensen van goede wil te richten. Vaticanum II blijft een uitmuntend getuigenis voor deze houding van de Kerk, die zich, 'ervaren in de kwesties die de mensen betreffen', H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965) H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 13 in dienst van iedere mens en van de hele mens stelt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 33
De Kerk weet, dat de morele eis iedere mens ten diepste raakt, dat hij allen insluit, ook hen, die Christus en zijn evangelie niet kennen en zelfs niet iets van God weten. Ze weet, dat juist op de weg van het zedelijk leven voor allen de weg naar het heil openstaat, waaraan Vaticanum II met alle helderheid herinnert wanneer het schrijft: 'Wie namelijk het evangelie van Christus en zijn Kerk zonder schuld niet kent, maar God vanuit een eerlijk hart zoekt, zijn onder aanroeping van het geweten herkende wil onder de invloed van de genade metterdaad tracht te vervullen, kan het eeuwige heil bereiken'. En het voegt eraan toe: 'Evenmin weigert de goddelijke Voorzienigheid de onmisbare hulp ter zaligheid aan hen die zonder schuld nog niet tot de uitdrukkelijke erkenning van God zijn gekomen en zich inspannen om, niet zonder de goddelijke genade, tot een leven in gerechtigheid te geraken. Alles immers wat aan goedheid en waarheid bij hen te vinden is, wordt door de Kerk als een voorbereiding op het evangelie beschouwd en als een gave door Hem verleend, die elke mens verlicht, opdat hij uiteindelijk het leven zou hebben'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16