H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Zo is men in sommige moderne denkstromingen ertoe gekomen dat men de vrijheid zozeer verheerlijkt dat men haar tot een Absolutum maakt, dat de bron van alle waarden zou zijn. In deze richting bewegen zich doctrines, die elke zin voor transcendentie verloren hebben of zelfs uitdrukkelijk atheïstisch zijn. Aan het geweten van het individu worden de voorrechten van een hoogste instantie van het zedelijk oordeel toegeschreven, die categorisch en onfeilbaar over goed en kwaad beslist. In plaats van het beginsel over de verplichting dat men het eigen geweten moet volgen komt onrechtmatig een ander: het morele oordeel zou alleen daarom waar zijn, omdat het voortkomt uit het geweten. Op deze manier is echter het absolute postulaat van de waarheid zoekgeraakt ten gunste van criteria als oprechtheid, authenticiteit, 'overeenstemming met zichzelf' zodat men tot een radicaal subjectivistische opvatting over het zedelijk oordeel komt.
Zoals meteen en duidelijk zichtbaar is, hoort bij deze ontwikkeling de crisis omtrent de waarheid. Nadat de idee van een voor het menselijk verstand kenbare universele waarheid over het goede verloren was gegaan, is onvermijdelijk ook het begrip van het geweten veranderd; het geweten wordt niet meer in zijn oorspronkelijke staat gezien, dat wil zeggen als een handeling van het inzicht van de persoon wiens taak het is, om de algemene kennis van het goede op een bepaalde situatie toe te passen en zo een oordeel te vellen over het juiste, hier en nu te kiezen gedrag; men kwam ertoe, aan het geweten van het individu het voorrecht te verlenen om de criteria voor goed en kwaad autonoom vast te leggen en dienovereenkomstig te handelen. Deze visie is niets anders dan een individualistische ethiek op grond waarvan ieder zich geconfronteerd ziet met zijn waarheid, die van de waarheid van de anderen verschillend is. In zijn uiterste consequenties loopt het individualisme uit op de ontkenning zelfs van de idee van een menselijke natuur.
Deze verschillende opvattingen vormen het uitgangspunt voor die denkrichtingen, die beweren dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen zedenwet en geweten, tussen natuur en vrijheid.