H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Het gesprek van Jezus met de rijke jongeling wordt in zekere zin in ieder tijdperk der geschiedenis, ook vandaag, vervolgd. De vraag: 'Meester, wat moet ik voor goeds doen, om het eeuwige leven te winnen? ', komt in het hart van iedere mens op, en het is altijd alleen Christus die het volle en beslissende antwoord geeft. De Meester die de geboden van God leert, die tot navolging uitnodigt en de genade voor een nieuw leven schenkt, is altijd onder ons aanwezig en actief, overeenkomstig de belofte: 'Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld' (Mt. 28, 20). Het tegelijk aanwezig zijn van Christus met de mens van iedere tijd gebeurt in het levende Lichaam van de Kerk. Daarom heeft de Heer aan zijn leerlingen de H. Geest beloofd: Hij zou hen aan zijn geboden 'herinneren' en ze voor hen begrijpelijk maken Vgl. Joh. 14, 26 en zou het begin en de bron van een nieuw leven in de wereld zijn Vgl. Joh. 3, 5-8 Vgl. Rom. 8, 1-13 .
De door God in het Oude Verbond opgelegde en in het Nieuwe en Eeuwige Verbond in de Persoon van Gods Zoon vervulde zedelijke geboden moeten trouw bewaard en in de verschillende culturen in de loop van de geschiedenis steeds weer geactualiseerd worden. De taak om ze te interpreteren is door Jezus aan de apostelen en hun opvolgers opgedragen met de bijzondere bijstand van de Geest der waarheid: 'Wie u hoort, hoort Mij' (Lc. 10, 16). Met het licht en de kracht van deze Geest hebben de apostelen de opdracht vervuld om het evangelie te verkondigen en 'de weg' van de Heer te onderwijzen Vgl. Hand. 18, 25 , waarbij ze vooral de eerbiedige beschouwing en navolging van Christus leren: 'Voor mij is Christus het leven' (Fil. 1, 21).