
H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
De zedenleer vereist de bewuste aanvaarding van deze intellectuele, geestelijke en pastorale verantwoordelijkheid. Daarom hebben de moraaltheologen, die de opdracht tot onderwijzing in de leer van de Kerk aannemen, de zware taak, de gelovigen tot dit zedelijk onderscheidingsvermogen, tot inzet voor het ware goede en tot het zich in vertrouwen richten op de goddelijke genade, op te voeden.
Ook als discussies en meningsverschillen in het kader van een representatieve democratie normale uitdrukkingsvormen van het openbare leven zijn, dan kan de zedenleer niet van het eenvoudig volgen van een beslissingsprocedure afhangen: Ze wordt eenvoudigweg niet door het volgen van regels en beslissingsprocedures van democratische aard bepaald. Het door berekend protest en polemiek bepaalde, door de communicatiemiddelen opgeworpen meningsverschil is in strijd met de kerkelijke gemeenschap en met het juiste begrip van de hiërarchische structuur van het volk Gods. In het verzet tegen de leer van de herders is noch een legitieme uitdrukkingsvorm van de christelijke vrijheid noch het veelvoud van gaven van de Geest te erkennen. In dit geval hebben de herders de plicht, volgens hun apostolische opdracht te handelen en te verlangen, dat er steeds gelet wordt op het recht van de gelovigen, de katholieke leer zuiver en onverkort te ontvangen. "Omdat hij nooit vergeten zal, dat ook hij een lidmaat van het Volk Gods is, moet de theoloog dit respecteren en zich inspannen, om dit Volk een leer aan te bieden, die op geen enkele manier schade aan de geloofsleer berokkent". Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 11 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 32-39. in het bijzonder deze nummers, die aan het probleem van het meningsverschil zijn gewijd