H. Paus Johannes Paulus II - 14 oktober 1981
Zijne excellentie meneer
Edouard SAOUMA directeur-generaal van de F.A.O.
De Internationale wereldvoedsel- en landbouworganisatie heeft dus besloten voor 16 oktober 1981 - de zes en dertigste verjaardag van haar instelling - de eerste Wereldvoedseldag te bevorderen. Een dergelijk initiatief zou niet alleen de deskundigen, maar de publieke opinie, heel de mensheid, zich meer bewust moeten doen worden van de ernstige en dringende problemen van de honger en ondervoeding, en de krachten van allen moeten mobiliseren om ze op solidaire wijze te bestrijden.
Ik ben blij me met deze gebeurtenis te verenigen door me de woordvoerder te maken van allen die lijden aan een tragische ondervoeding en die een beroep doen op het geweten van hun broeders, Ik denk met name aan de achthonderd miljoen mannen, vrouwen en kinderen die in een staat van absolute armoede leven, en aan allen die in te onzekere omstandigheden verkeren om het brood van de volgende dag te waarborgen. Indien iedere mens reeds de plicht heeft zich ermee bezig te houden, hoe zouden dan degenen die belijden Christus te volgen kunnen vergeten dat Hij zichzelf vereenzelvigd heeft met hen die honger lijden?
Ik wil me dus verenigen met allen die vandaag opnieuw de noodzaak verkondigen concreet voor ieder mens de uitoefening van zijn fundamentele recht te erkennen en te waarborgen zich te voeden. Aan dit recht beantwoordt de plicht tot een voortdurende en geprogrammeerde actie voor een organische ontwikkeling volgens een nieuwe internationale orde welke in staat is voor alles het voldoende voedsel in de verschillende landen van de wereld te waarborgen.
Welnu, er wordt een ernstige onevenwichtigheid duidelijk tussen de behoeften van de bevolkingen in brede zones en het beschikbare voedsel. Hoe zou men niet bezorgd zijn over de hevige crisis welke op verschillende continenten binnenkort wordt voorzien? Juist steunend op de waarnemingen van de deskundigen van de FAO vestigde ik op de drempel van dit jaar de aandacht op dit drama. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Tijdens de H. Mis op Wereldvredeszondag 1981, De vrede tussen de mensen en de volken is de vrucht van de broederschap (1 jan 1981), 6
Complexe factoren verklaren ongetwijfeld deze situatie. Natuurrampen hebben er schuld aan. Maar de mens behoudt altijd zijn deel van de verantwoordelijkheid. Want het gaat minder om een globaal gebrek aan voedselproducten in de wereld dan om een ontbreken van de beschikbaarheid en ontginning van de onmetelijke rijkdommen welke de natuur bevat en die bestemd zijn voor het algemeen gebruik. Kan men ook niet zeggen dat het voorrangskarakter van de landbouw is onderschat in het globale ontwikkelingsproces? Van de andere kant is er een onbillijke verdeling van de opbrengsten van de arbeid, zonder nog te spreken van buitensporige verkwistingen om te beantwoorden aan de overbodige behoeften of op gevaarlijke wijze kostbare oorlogsmaterialen opeen te hopen.
De FAO weet het beter dan wie ook: de verwezenlijking van het recht op voedsel zou zich niet mogen beperken tot een hulp onder de vorm van direct onontbeerlijke voeding, noch tot toevallige initiatieven, hoewel dit duidelijk nodig is in noodgevallen.
Aan de bevolkingen die aan ondervoeding lijden moet allereerst ruimer daadwerkelijke toegang worden verzekerd tot de verschillende rijkdommen van de natuur, van onder de grond, van de zee en van de bodem. Er moet vooral een ander landbouwbeleid en een ander ruilsysteem worden overwogen. Want het is een feit dat de inspanningen van de twee laatste ontwikkelingsdecennia er wel verre vanaf zijn de problemen te hebben opgelost. Ongetwijfeld behoren nieuwe manieren te worden ingevoerd, die elk land in staat stellen zoveel mogelijk in zijn eigen voedselbehoeften te voorzien zonder sterk af te hangen van de buitenlandse exporten, zoals ik zei in mijn recente encycliek 'zijn radicale en dringende veranderingen noodzakelijk om de landbouw - en aan de landbouwers - hun rechtmatige waarde terug te geven als basis van een gezonde economie, in het geheel van de ontwikkeling van de sociale gemeenschap'. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 21.
Van de kant van allen moet vandaag een gezamenlijke inspanning komen: van de regeringen welk hun economisch en politiek systeem ook is; van de intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties; van de verschillende verenigingen van vrijwilligers, en ik denk vooral aan die welke door de kerken en gemeenschappen van gelovigen worden geïnspireerd. In het kader van deze onontbeerlijke internationale samenwerking hebben de initiatieven van de FAO plaats overeenkomstig haar bijzondere functie. De Heilige Stoel wenst, dat deze organisatie haar taak op een werkelijk doeltreffende en steeds doeltreffender wijze en in volledige overeenstemming met de idealen die in haar statuten zijn uitgedrukt, zou kunnen vervullen; hij wenst dus ook dat haar actie wordt erkend en ondersteund met de middelen die door de regeringen van de lidstaten worden vergroot. Bij gelegenheid van deze eerste wereldvoedseldag spreek ik mijn hartelijke aanmoedigingen uit en mijn vurige wensen tegenover allen die werken om de beslissende kwestie van de honger op te lossen, met name tegenover alle vertegenwoordigers van deze lidstaten en de aanwezige organisaties, en allereerst tegenover de directeur-generaal van de FAO, de functionarissen en heel het personeel van de FAO. Ik bid God - van wie wij iedere dag het nodige dagelijkse brood voor allen vragen - hun personen te zegenen en hen te bezielen tot een bekwaam en belangeloos handelen in dienst van het bestaan van al hun broeders.
Vanuit Vaticaanstad, 14 oktober 1981.
JOHANNES PAULUS PP. II