Paus Benedictus XVI - 25 januari 2006
Beste lezers van Famiglia Cristiana ,
Ik ben er blij mee dat Famiglia Cristiana jullie de tekst van mijn Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005) Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005) thuis bezorgt en mij de mogelijkheid biedt die vergezeld te laten gaan van enkele woorden die het lezen ervan willen vergemakkelijken. In het begin namelijk kan de tekst inderdaad een beetje moeilijk en theoretisch overkomen, maar wanneer men dan wat verder komt bij het lezen wordt duidelijk dat ik alleen maar een paar vragen heb willen beantwoorden die voor het christelijk leven heel concreet zijn.
De eerste vraag is de volgende: kan men God echt liefhebben? En ook: kan liefde worden opgelegd? Is het niet een gevoel dat wij hebben of niet hebben?
Het antwoord op deze vraag is: ja, wij kunnen God liefhebben, doordat Hij niet op een onbereikbare afstand van ons gebleven is, maar in ons leven binnen is gekomen en nog steeds komt. Hij komt naar ons toe, naar ieder van ons: in de sacramenten waardoor hij werkzaam is in ons bestaan; in het geloof van de Kerk, waarmee Hij zich tot ons richt; door ons mensen te laten ontmoeten die door Hem geraakt zijn en die zijn licht overbrengen; door de besschikkingen waarmee hij in ons leven ingrijpt; door de tekenen van de schepping die Hij ons gegeven heeft.
Hij heeft ons niet alleen de liefde aangeboden, maar haar als eerste beleefd, en op allerlei manieren klopt Hij aan de deur van ons hart om het antwoord van onze liefde te wekken. De liefde is niet alleen maar een gevoel, ook de wil en het verstand horen daarbij. Met zijn woord richt God zich tot ons verstand, tot onze wil en tot ons gevoel zodat het mogelijk wordt dat wij van Hem leren houden “met heel ons hart en heel onze ziel”. Wij vinden de liefde wij niet zomaar ineens kant-en-klaar, maar zij groeit; wij kunnen de liefde om zo te zeggen langzaamaan leren, zodat zij steeds meer al onze krachten vergt en ons de weg opent naar een juist en goed leven.
De tweede vraag is de volgende: kunnen wij echt van de “naaste” houden, die vreemd voor ons is en soms zelf antipathiek?
Ja, dat kunnen wij, als we vrienden van God zijn, vrienden van Christus. Dan wordt het ons almaar duidelijker dat Hij ons heeft liefgehad en ons liefheeft, hoewel we toch dikwijls onze blik van Hem afwenden en volgens andere criteria leven. Maar als de vriendschap met Hem voor ons beetje bij beetje belangrijker en beslissender wordt, dan zullen wij ook degenen gaan lief hebben die Hij liefheeft, en die mijn hulp nodig hebben. Hij wil dat wij vrienden worden van zijn vrienden en wij kunnen dat als we van binnen dicht bij Hem zijn.
Tenslotte is er de vraag: vergalt de Kerk met haar geboden en verboden ons niet de vreugde van de eros, de ervaring van bemind te worden, die ons naar de ander drijft en die vereniging wil?
In de Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005) heb ik geprobeerd te laten zien dat de diepste belofte die de Eros in zich draagt, alleen maar kan rijpen wanneer wij het overweldigende geluk niet proberen vast te houden. Laten we integendeel samen het geduld opbrengen om de ander steeds dieper te ontdekken, in zijn totaliteit van lichaam en ziel, zodat uiteindelijk het geluk van de ander belangrijker wordt dan dat van mij. Dan wil je niet meer alleen nemen maar geven, en juist in dat bevrijd worden van het ‘ik’ vindt de mens zichzelf en wordt hij overladen met vreugde. In de encycliek heb ik het over een weg van zuivering en rijping die nodig is, wil de ware belofte van de Eros in vervulling gaan. De taal van de traditie heeft dat “opvoeding tot kuisheid” genoemd, wat uiteindelijk niets anders betekent dan het leren van de volledige liefde in het geduldig daarnaar toe groeien en rijpen.
In het tweede deel gaat het over de naastenliefde, over de liefdedienst van de Kerk als gemeenschap ten opzichte van allen die lijden naar lichaam of ziel en die de gave van de liefde nodig hebben. Hier doen zich vooral twee vragen voor: kan de Kerk deze dienst niet over laten aan de andere filantropische organisaties die op velerlei wijze ontstaan?
Het antwoord luidt: nee, de Kerk mag dat niet doen. Zij moet de naastenliefde beoefenen, ook als gemeenschap, anders is haar verkondiging van de God van de liefde onvolledig en onvoldoende.
De tweede vraag: zou het niet beter zijn om naar een rechtsorde te streven waar geen behoeftigen meer zijn en de naastenliefde overbodig wordt?
- Het antwoord luidt: het is ongetwijfeld het doel van de politiek een juiste ordening te scheppen van de samenleving, waarin in aan ieder het zijne toegekend wordt en niemand ellende lijdt. In die zin is de rechtvaardigheid het doel van de politiek, zoals dat ook de vrede is die niet zonder rechtvaardigheid bestaan kan. Vanuit haar eigen aard bedrijft de Kerk niet zelf politiek, maar respecteert zij in deze veeleer de autonomie van de staat en van haar ordening.
Een dergelijke rechtvaardige ordening nastreven komt het gemeenschappelijke verstand toe, zoals de politiek een belang is van alle burgers. Maar het verstand wordt dikwijls verblind door belangen en door de wil tot macht. Het geloof dient om het verstand te zuiveren, opdat het juist kan zien en beslissen. Het is dus een taak van de Kerk om het verstand te genezen en de wil tot het goede te sterken. In die zin doet de Kerk - zonder zelf politiek te bedrijven - hartstochtelijk mee aan de strijd om de rechtvaardigheid. Het is de taak van christenen die in openbare beroepen werkzaam zijn om in hun politieke handelen steeds nieuwe wegen te openen naar de rechtvaardigheid.
- Maar dit is alleen maar de eerste helft van het antwoord op onze vraag. De tweede helft, die mij in de Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005) bijzonder ter harte gaat, luidt: de rechtvaardigheid kan nooit de liefde overbodig maken. Boven de rechtvaardigheid uit zal de mens altijd liefde nodig hebben: alleen die is in staat aan de rechtvaardigheid een ziel te geven. In een wereld die zo gewond is als wij dat op onze dagen mee maken, is het echt niet nodig dit te bewijzen. De wereld wacht op het getuigenis van de christelijke liefde waartoe het geloof inspireert. Door deze liefde straalt in onze dikwijls zo duistere wereld het licht van God.