
Mgr. Athanasius Schneider - 21 januari 2021
DE BETEKENIS VAN LAGERE BEDIENINGEN IN DE HEILIGE LITURGIE | |||
► | De dienst van de lagere ordes en het priesterschap van Christus |
Jezus Christus, de enige ware hogepriester van God, is tegelijkertijd de hoogste diaken. Men zou in zekere zin kunnen zeggen dat Christus ook de opperste subdiaken is, Christus is de opperste acoliet en de opperste exorcist, Christus is de opperste voorlezer en de opperste portier, Christus is de opperste misdienaar in de liturgie, want het hele bestaan van Christus en zijn heilsoperatie is een zeer nederige dienst geweest. Zijn priesterschap in het ministeriële priesterschap van de Kerk moet dus ook de lagere liturgische functies of de meest nederige liturgische diensten omvatten, zoals die van de voorlezer of de acoliet. Daarom maakt het diaconaat met zijn functies deel uit van het sacrament van de Wijding en impliciet ook van de lagere liturgische graden met hun functies, die altijd terecht ordines zijn genoemd, hoewel formeel niet-sacramenteel.
Dit is een andere theologische reden waarom de universele Kerk nooit vrouwen heeft toegelaten tot liturgische openbare ambten, zelfs niet in de lagere graden van lectoraat of acoliet. Men kan in het leven van Christus zien hoe Hij de functie van lezer vervulde. Vgl. Lc. 4, 16. toen Hij de Heilige Schrift las in de synagogedienst Men kan zeggen dat Christus de functie van ostiarus (deurwachter) uitoefende toen Hij de kooplieden uit de tempel van God verdreef. Vgl. Joh. 2, 15 Christus oefende vaak de functie van exorcist uit, door onreine geesten uit te drijven. De functie van subdiaken of diaken werd bijvoorbeeld door Christus uitgeoefend tijdens het Laatste Avondmaal, toen Hij zich omgordde met het schort van een dienaar en de voeten waste van de apostelen, die bij datzelfde Avondmaal door Hem tot ware priesters van het Nieuwe Testament waren ingesteld. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2-5
De nederige en lagere liturgische diensten maken ook deel uit van de grootheid en de aard van het ambt van priester en van het sacrament van de Heilige Wijding. Het zou een vergissing zijn, en een menselijke en wereldse opvatting, te beweren dat alleen de hogere liturgische functies (het verkondigen van het evangelie, het uitspreken van de consecratiewoorden) behoren tot het priesterambt, terwijl de lagere en nederigere liturgische functies (het uitspreken van de lezing en het bedienen van het altaar) behoren tot het algemene priesterschap van de lekengelovigen. In het koninkrijk van Christus is er geen discriminatie, geen wedijver om meer macht bij de uitoefening van de goddelijke eredienst; integendeel, alles is gericht op de werkelijkheid en op de eis van nederigheid, naar het model van Christus, de eeuwige Hogepriester.
Dom Gréa liet ons deze bewonderenswaardige overwegingen na:
“Wanneer de bisschop of de priester een functie van het eenvoudige ambt vervullen, vervullen zij die met alle grootsheid die hun priesterschap aan hun optreden verleent; en het goddelijk hoofd van de pontifices, Jezus Christus zelf, heeft er niet voor teruggeschrokken de handelingen van de lagere bedienaren uit te oefenen en heeft hen allen verheven door de verhevenheid van zijn pontificaat. Als priester in de volheid van het priesterschap dat hij van zijn Vader had ontvangen (Ps. 109, 4)(Hebr. 5, 1-10), wilde hij de plichten van de dienaren in zijn persoon heiligen. Bij de uitoefening daarvan verhief Hij hen door de waardigheid van zijn soeverein priesterschap en daalde tot hen neer zonder het te verlagen of te vernederen. ” Dom Adrien Gréa, L’Église et sa divine constitution. Casterman ed., Montreal 1965, p. 109
Alle liturgische diensten in het heiligdom van de Kerk vertegenwoordigen Christus, de hoogste “diaken”, en daarom worden, volgens de perennis sensus van de Kerk en haar ononderbroken traditie, zowel de hogere als de lagere liturgische diensten verricht door personen van het mannelijk geslacht, die gesteld zijn in de sacramentele orde van het episcopaat, presbyteraat en diaconaat, of in de lagere bedieningen van het altaar, met name het lectoraat en de acolytaat.
Het gemeenschappelijk priesterschap daarentegen wordt vertegenwoordigd door de personen die tijdens de liturgie in het middenschip van de kerk bijeen zijn en Maria voorstellen, de “dienstmaagd des Heren”, die het woord ontvangt en het vruchtbaar maakt in de wereld. De Heilige Maagd Maria zou nooit de functie van lezer of acoliet in de liturgie van de vroege Kerk hebben willen vervullen, en heeft die ook nooit vervuld. En zij zou zeer waardig zijn geweest om zo’n dienst te verrichten, daar zij heilig en onbevlekt is. Deelname aan de liturgie naar het model van Maria is de meest actieve en vruchtbare liturgische deelname die mogelijk is voor het gewone priesterschap en in het bijzonder voor vrouwen, omdat “de Kerk in Maria de hoogste uitdrukking ziet van het vrouwelijk genie”. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Brief aan de Vrouwen (29 juni 1995), 10
Athanasius Schneider,
hulpbisschop van het aartsbisdom Santa Maria in Astana