Mgr. Athanasius Schneider - 21 januari 2021
Wat kan de reden zijn voor de bewonderenswaardige vruchtbaarheid van het diaconaat, waarvoor de lagere ordes zijn geboren? Het antwoord volgens Dom Gréa ligt in het feit dat er een wezenlijk verschil is tussen het priesterschap en het dienstwerk. Dit essentiële verschil zien we in het feit dat alleen het priesterschap handelt in persona Christi Capitis; het ambt van de diaconie daarentegen niet, zoals paus Benedictus XVI in herinnering bracht in het Motu proprio Paus Benedictus XVI - Motu Proprio
Omnium in mentem
Over de aanpassing van enige artikelen uit de Codex Iuris Canonici (1983)
(26 oktober 2009). Het priesterschap is eenvoudig en van nature ondeelbaar. Het priesterschap kan niet gedeeltelijk worden meegedeeld, hoewel het in verschillende graden kan worden bezeten. Het priesterschap is in handen van de bisschop als hoofd, en van de presbyter als deelnemer. In zijn essentie kan het priesterschap niet ontleed worden. Vgl. Dom Adrien Gréa, L’Église et sa divine constitution. p. 327 Het dienstwerk daarentegen is volledig in handen van de diaconie, en het staat onbeperkt open voor deling, aangezien de vele functies van de dienaars alle gericht zijn op het priesterschap, dat zij moeten dienen. De goddelijke wijsheid heeft in de liturgische dienst, die niet strikt priesterlijk is, het karakter van deelbaarheid gelegd en het in het sacramentele diaconaat verankerd, maar de Kerk de vrijheid gelaten om, naar gelang van de behoeften en omstandigheden, op niet-sacramentele wijze de verschillende delen van het diaconaat te verdelen, die men in de lagere of minder belangrijke orden aantreft, met name de ambten van lectoraat en acolytaat.