OCTOGESIMA ADVENIENSAan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van
Rerum Novarum
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief)
H. Paus Paulus VI -
14 mei 1971
Vormt de opkomst van de stadscultuur, als nevenverschijnsel van de industriële beschaving, immers geen uitdaging aan de wijsheid van de mens, aan zijn organisatievermogen en aan zijn verbeeldingskracht met het oog op de toekomst? In de industriële samenleving werpt de urbanisering de traditionele leefgewoonten en bestaansvormen omver: niet alleen het gezin en de buurtgemeenschap, maar zelfs de structuur van de christengemeente. De mens ervaart een nieuw soort eenzaamheid, niet meer tegenover de vijandige natuur die hij na een eeuwenlange strijd heeft getemd, maar in de anonieme menigte die hem omringt en waarin hij zich een vreemdeling voelt. Ongetwijfeld vormt de urbanisering een niet meer ongedaan te maken etappe van de ontwikkeling van de menselijke samenleving, maar zij stelt de mens voor moeilijke problemen: hoe kan hij de groei van de steden in de hand houden, hoe dient hij ze te organiseren, hoe kan hij de bewoners een bijdrage doen leveren tot het welzijn van allen? Want deze wanordelijke groei leidt tot het ontstaan van een nieuw proletariaat: het vestigt zich in het stadscentrum dat door de welgestelden wordt verlaten; het hokt in de voorsteden die als een gordel van ellende in nog zwijgend protest de steden komen omsingelen waar al te schreeuwende luxe heerst, waar waanzinnig veel wordt verteerd en vaak verspild. In plaats dat de stad het broederlijk samenleven en de onderlinge hulp bevordert, leidt zij tot discriminatie en onverschilligheid; zij leent zich voor nieuwe vormen van uitbuiting en overheersing, waar sommigen de noden van een ander misbruiken om er volstrekt ontoelaatbare winst uit te slaan. Achter de façades schuilt veel ellende die zelfs de buren niet kennen. Andere gebreken zijn maar al te duidelijk: de waardigheid van de mens gaat er ten onder in criminaliteit, drugs en erotiek.
De zwaksten onder de burgers zijn de eerste slachtoffers van de onmenselijke levensomstandigheden die het geweten afstompen en het gezinsleven vernielen: de krappe woonruimte maakt in volkswoningen zelfs een minimum aan intimiteit onmogelijk; jonggehuwden die tevergeefs op een geschikte, betaalbare woning wachten, worden soms zozeer ontmoedigd, dat hun huwelijk erdoor in gevaar kan raken; de jongeren vluchten het onleefbaar kleine huis uit, de straat op, waar ze compensatie zoeken in oncontroleerbaar groepsverband. Het is een ernstige plicht voor de verantwoordelijke personen alles in het werk te stellen teneinde dit proces weer in de hand te krijgen en in goede banen te leiden.
Het is dus noodzakelijk op schaal van de straat, van de wijk of van heel de collectiviteit het maatschappelijk weefsel te herstellen waarin ieder de rechtmatige verlangens van de menselijke persoon kan bevredigen. Op het niveau van gemeenschap en parochie moeten cultuur- en ontspanningscentra worden opgericht en het is belangrijk daarbij een veelheid van verenigingsvormen te bewaren. In deze centra van ontspanning, van samenkomst en van geestelijk leven zal ieder aan de eenzaamheid kunnen ontsnappen en echt broederlijke relaties kunnen kweken.
De stad opbouwen als leefruimte voor de mensen en hun vergrote gemeenschappen, nieuwe vormen van nabij: heid en contact scheppen, de sociale rechtvaardigheid op originele wijze in praktijk leren brengen, de gemeenschappelijke toekomst in handen nemen die zich zo moeilijk laat aanzien: het is de plicht van de christenen aan dit alles deel te nemen. Aan de mensen die op ontoelaatbare wijze in de promiscuïteit van de steden zijn samengehoopt, moeten zij door hun broederlijkheid van leven en hun zin voor concrete rechtvaardigheid een boodschap van hoop brengen. De christenen die zich van deze nieuwe verantwoordelijkheid bewust zijn, hoeven in de kleurloze onmetelijkheid van de stad de moed niet te verliezen; laten ze aan Jona denken die, in zijn zwakheid slechts door de kracht van het woord van de alvermogende God ondersteund, de grote stad Ninivé lang en breed doorkruist om de blijde boodschap van Gods erbarmen te verkondigen. In de bijbel is de stad vaak een plaats van zonde en hoogmoed, waar de mens zich veilig genoeg voelt om zijn leven buiten God om in te richten, ja zelfs om zich tegen Hem te verheffen. Maar het is ook Jeruzalem, de heilige stad, de plaats van de gods ontmoeting, de belofte van de stad die uit de hemel neerdaalt.
Vgl. Openb. 3, 12
Vgl. Openb. 21, 2