
12 februari 2020
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983)
Het is de taak van de Bisschoppenconferentie om statuten uit te vaardigen tot ordening van het catechumenaat, door te bepalen wat door de catechumenen gedaan moet worden en door te definiëren welke voorrechten hun toegekend worden.
Elke persoon vanaf de leeftijd van 14 jaar die gedoopt wenst te worden in de Belgische kerkprovincie, dient de weg van het catechumenaat te volgen, zoals voorzien door de Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten voor volwassenen (ICLZ, vertaling ad experimentum van de Ordo initiationis Christianae Adultorum), het kerkelijk recht (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983)) en de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997). Vanaf de liturgische opname in de kerkgemeenschap door de ritus van de ‘opneming onder de geloofsleerlingen’ (Orde van dienst..., 14-15, 18) wordt een doopkandidaat catechumeen of geloofsleerling genoemd.
Bij de intrede in het catechumenaat van een kandidaat, wordt dit kenbaar gemaakt aan de bisschop en de door de bisschop benoemde verantwoordelijke voor het catechumenaat via de ‘pastorale inlichtingenfiche luik A’. Deze fiches worden in elk bisdom bijgehouden in één register van de catechumenen, dat wordt bijgehouden door de bevoegde dienst catechumenaat bij de diocesane Curie (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983)).
Wanneer een kandidaat zich heeft aangemeld, vertrouwt de pastoor haar of zijn begeleiding toe aan een christen die in het parcours van het catechumenaat is ingewijd. Bij de intrede in het catechumenaat zal de begeleider, in overleg met de pastoor, een begeleidend groepje van gelovigen samenstellen rond de kandidaat. Bij het vorderen op de catechumenale weg zal de catechumeen stap voor stap worden geïntroduceerd in de plaatselijke christelijke gemeenschap.
Door hun inschrijving in het catechumenaat, verkrijgen de catechumenen het recht toegelaten te worden tot de liturgie van het Woord van God, en tot de andere liturgische vieringen die niet voorbehouden zijn voor christengelovigen. Zij mogen aanwezig zijn in de viering van de Eucharistie, maar zonder actief deel te nemen. Tot hun andere rechten behoren: het recht zegeningen te ontvangen (CIC c. 1170) en bepaalde sacramentaliën (palmtakken, asoplegging, kaarsen, scapulieren en medailles en kruisbeeld); het recht op een kerkelijke uitvaart (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)), het recht zoals elke gedoopte om een rechtsvordering in te stellen (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)); zij kunnen zich inschrijven bij verenigingen en bewegingen van apostolaat, volgens de bepalingen van de Statuten (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)); het recht zich in te schrijven in de Latijnse Kerk of in eender welke Oosterse Kerk sui juris (Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)); het recht het doopsel te ontvangen wanneer dit gevraagd wordt door wie naar behoren zijn voorbereid om het te ontvangen (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)). In het geval zij een huwelijk zouden aangaan, tussen twee catechumenen of tussen een catechumeen en een gedoopte, dienen de voorschriften te worden gevolgd van de Orde van dienst voor de viering van het huwelijk.
Het komt de bisschop toe de catechumeen toe te laten tot het doopsel. Daartoe wordt voorafgaand aan de naamopgave en uitverkiezing de ‘pastorale inlichtingenfiche luik B’ bezorgd aan de bisschop of de door de bisschop benoemde verantwoordelijke voor het catechumenaat. De bisschop zal zijn beslissing onderscheiden op basis van dit schrijven, en/of in gesprek met de kandidaat, na raadpleging van de begeleid(st)ers.
De initiatiesacramenten worden toegediend in de paaswake. Drie modellen zijn hierbij mogelijk:
Na de toediening van de initiatiesacramenten in de Paaswake loopt tot Pinksteren de tijd van de mystagogie, waarin de neofiet verder ingroeit in de liturgie en de kerkgemeenschap. Ook daarna krijgen de pasgedoopten gedurende het eerste jaar een bijzondere aandacht.
De diocesane bisschop is de gewone bedienaar van het sacrament van het doopsel van volwassenen en van het vormsel, ook al kan hij hiertoe een hulpbisschop of priester (of voor het doopsel een diaken) mandateren. “Het doopsel van volwassenen, ten minste van hen die het veertiende levensjaar voltooid hebben, dient bij de diocesane bisschop gemeld te worden opdat het, indien hij dit opportuun oordeelt, door hem zelf toegediend wordt.” (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983)) Als de bisschop een hulpbisschop of priester mandateert voor het doopsel van een volwassene, is deze van rechtswege ook bevoegd om het vormsel toe te dienen aan deze dopeling. (Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983))
De concrete organisatie van het catechumenaat conform de vereisten van de Orde van dienst is een diocesane bevoegdheid, behalve voor wat wordt afgesproken in de Bisschoppenconferentie. Elk bisdom of vicariaat in onze kerkprovincie beschikt daartoe over een diocesane of vicariale dienst voor het catechumenaat, met een door de bisschop benoemde verantwoordelijke. Op interdiocesaan vlak ligt de bevoegdheid voor het catechumenaat bij de interdiocesane commissies voor catechese (ICC en CIC), die ook de interdiocesane commissies voor liturgie hierin kunnen betrekken.
Wanneer er twijfels bestaan of de huwelijks- of een andere levenssituatie van de catechumeen een beletsel vormt voor haar of zijn doopsel, neemt de bisschop, na afweging van de objectieve en subjectieve factoren, uiteindelijk een beslissing op basis van zijn “pastorale onderscheiding in functie van het spiritueel welzijn” van de kandidaat (Paus Franciscus - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Amoris Laetitia
Over vreugde van de liefde
(19 maart 2016)). Openheid en transparantie vanwege de catechumeen zelf zijn hierbij voorwaarden.
Van dit decreet kan worden afgeweken bij wijze van uitzondering, wanneer de pastorale, burgerlijke of menselijke situatie van de kandidaat dit vereist. De diocesane bisschop beslist desgevallend hierover.
Dit decreet gaat in op 1 september 2020, begin van het nieuwe pastorale jaar 2020-2021.
Pro manuscripto, 12 02 2020